ECLI:NL:HR:2001:AB1373
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot toeslag burger-oorlogsslachtoffers
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 18 januari 2000, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 51.477 en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld. Ten eerste oordeelde het Hof terecht dat de toeslag op grond van artikel 19 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 een periodieke uitkering van publiekrechtelijke aard is, zoals bedoeld in artikel 30, lid 1, aanhef en letter a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De door belanghebbende aangevoerde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep werd als irrelevant beschouwd voor de kwalificatie van deze toeslag.
Daarnaast heeft het Hof geoordeeld dat er geen aannemelijkheid bestond voor het bestaan van een goedkeurend beleid van de Belastingdienst ten tijde van een telefoongesprek dat belanghebbendes gemachtigde op 3 mei 1996 had gevoerd. Dit oordeel werd door de Hoge Raad als feitelijk en onaantastbaar beschouwd. De Hoge Raad concludeerde dat de overige klachten van belanghebbende ook niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is uitgesproken op 2 mei 2001 door de vice-president en twee raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.