ECLI:NL:HR:2001:AB1371
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over waterschapsomslag en indeling in omslagklassen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 8 oktober 1999, betreffende de hem opgelegde aanslagen in de waterschapsomslag van het Hoogheemraadschap Amstel en Vecht voor het jaar 1995. De aanslagen, die op één aanslagbiljet verenigde aanslagen zijn opgelegd, zijn door het Hoogheemraadschap gehandhaafd na bezwaar van belanghebbende. Het Hof heeft de uitspraak van het Hoogheemraadschap bevestigd, waarna belanghebbende in cassatie is gegaan.
In cassatie betoogt belanghebbende dat zijn perceel, dat voor minder dan 50% uit water bestaat, op grond van het gelijkheidsbeginsel en artikel 1 van de Grondwet moet worden ingedeeld in de omslagklasse plassengebied. Het Hof heeft echter geoordeeld dat de klassenindeling berust op een advies van E en dat de resultaten van het onderzoek door E als juist moeten worden aanvaard. Het Hof heeft ook geoordeeld dat de gehanteerde criteria voor de klasseninstelling redelijk en aanvaardbaar zijn.
Belanghebbende doet verder een beroep op artikel 119, lid 6, van de Waterschapswet, maar dit beroep faalt eveneens. De Hoge Raad oordeelt dat de kosten van de taak detailwaterbeheer op een juiste manier zijn toegedeeld en dat de indeling in omslagklassen niet in strijd is met de wet. De Hoge Raad concludeert dat de situatie van de niet in het plassengebied ingedeelde percelen, waaronder dat van belanghebbende, zodanig verschilt van die van de percelen die zijn ingedeeld in het plassengebied, dat van gelijke gevallen geen sprake is.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, L. Monné en P.J. van Amersfoort, en is openbaar uitgesproken op 2 mei 2001.