ECLI:NL:HR:2001:AB1252
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A. Hammerstein
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over schadevergoeding na asbestverontreiniging en de afwijzing van reconventionele vordering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 april 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een geschil tussen eiser en verweerster over schadevergoeding na asbestverontreiniging. Eiser, die schade had geleden door werkzaamheden uitgevoerd door verweerster, had in eerste instantie een vordering tot schadevergoeding ingesteld. De Rechtbank te Roermond had in verschillende vonnissen de vorderingen van eiser afgewezen, met uitzondering van een deel van de conventionele vordering. Eiser had vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat de vonnissen van de Rechtbank bevestigde en eiser niet-ontvankelijk verklaarde in zijn beroep tegen bepaalde vonnissen.
Eiser heeft cassatie ingesteld tegen het eindarrest van het Hof, waarbij hij onder andere vorderingen tot vergoeding van immateriële schade en psychische schade naar voren heeft gebracht. De Hoge Raad heeft de grieven van eiser verworpen, onder meer omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De Hoge Raad oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk risico had gelopen op een asbestgerelateerde ziekte, en dat de door hem gevorderde schadevergoeding niet voldoende was onderbouwd met bewijsstukken, zoals medische verklaringen.
De Hoge Raad concludeerde dat de afwijzing van de vorderingen door het Hof terecht was, en dat de kosten van het geding in cassatie voor rekening van eiser kwamen. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreepte het belang van voldoende bewijs in schadevergoedingzaken.