ECLI:NL:HR:2001:AB1110
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en de kwalificatie van poeders als geneesmiddel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende, X B.V., is opgelegd voor het tijdvak van 1 maart 1998 tot en met 31 maart 1998. De naheffingsaanslag bedroeg f 6 en werd na bezwaar door de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de uitspraak van de Inspecteur vernietigde. De Staatssecretaris stelde hiertegen cassatie in.
In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende a-mentholpoeder en a-kinderpoeder vervaardigt en dat zij omzetbelasting heeft voldaan naar het verlaagde tarief. De poeders zijn echter niet ingeschreven in het register van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening (WGV) en belanghebbende heeft geen vergunning als bedoeld in de WGV. De Hoge Raad oordeelt dat de poeders voldoen aan de definitie van geneesmiddel volgens de WGV en dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de poeders onder post a.6 van de bij de Wet behorende tabel I vallen, waardoor het verlaagde tarief van toepassing is.
De Hoge Raad verklaart het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelt hem in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op f 1420 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 18 april 2001 en is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.