(i) SUSH is op 14 september 1988 opgericht door de Landelijke Specialistenvereniging (LSV) en de Vereniging van Nederlandse Ziekenfondsen (VNZ) om uitvoering te geven aan de tariefbeschikkingen van het Centraal Orgaan Tarieven Gezondheidszorg (COTG) van 23 februari 1988. SUSH heeft daartoe een bureau opgericht. [Eiser] is per 1 oktober 1988 bij SUSH in dienst getreden als directeur van haar bureau. In de periode daaraan voorafgaand heeft hij werkzaamheden voor SUSH verricht tegen uurtarief. [Eiser] beschikte, toen hij bij SUSH in dienst trad, over financiële expertise.
(ii) Blijkens de aan [eiser] door het bestuur van SUSH verstrekte directie-instructie van 20 september 1988 werden taken en bevoegdheden van financiële aard aan [eiser] gedelegeerd. Zo was [eiser] gerechtigd om overeenkomsten te sluiten en verplichtingen aan te gaan, de goedgekeurde begroting betreffende, tot een belang van ƒ 5.000,-- per geval. Ook mocht hij tot een bedrag van ƒ 5.000,-- per geval betalingsopdrachten ondertekenen, met uitzondering van salarisbetalingen waarvoor deze limiet niet gold.
(iii) SUSH beschikte over een rekening bij de Crediet- en Effectenbank Utrecht (CEBU) en over een kas. Er heeft giraal geldverkeer plaatsgevonden; dit is volledig geadministreerd. Voorts heeft [eiser] geregeld bij de bank opnamen gedaan, in totaal in de jaren 1988, 1989 en 1990 tot een bedrag van ƒ 160.382,--. [Eiser] was van het personeel van SUSH de enige die contant geld van de rekening van SUSH opnam.
(iv) De boekhouding van SUSH is per computer bijgehouden. Vanaf 1 april 1989 werd de boekhouding gedurende één dag per week verzorgd door [betrokkene A]. Hij voerde ook de gegevens van vóór 1 april 1989 in de computer in. [Betrokkene A] heeft in de loop van zijn werkzaamheden geconstateerd dat door [eiser] bij de bank opnamen werden gedaan, terwijl daartegenover geen betalingen ten behoeve van SUSH dan wel kasstortingen waren geboekt. Hij heeft daarover opheldering gevraagd aan [eiser]. [Eiser] gaf hem daarop te kennen dat dat nog zou komen.
(v) In december 1989 heeft het bestuur van SUSH besloten tot liquidatie over te gaan en heeft het aan de medewerkers van het bureau aangekondigd dat SUSH geliquideerd zou worden. Het doel van SUSH was komen te vervallen. De statutair vereiste goedkeuring van het liquidatiebesluit van LSV en VNZ werd in februari 1990 verkregen. SUSH heeft begin maart 1990 aan [eiser] opgedragen om de bedrijfsvoering per 1 april of 1 mei 1990 af te ronden. Het kantoor werd op 1 mei 1990 ontruimd.
(vi) Op 20 maart 1990 heeft tussen [eiser] en leden van het bestuur van SUSH een bespreking plaatsgevonden. Bij die gelegenheid was een exploitatie-overzicht aan de orde waaruit bleek dat er een bedrag aan bankopnamen groot ruim ƒ 140.000,-- niet verantwoord was. [Eiser] is daarop toen aangesproken. Dat is nadien vele malen herhaald.
(vii) Bij beschikking van de kantonrechter te Utrecht van 1 mei 1990 werd de arbeidsovereenkomst van [eiser] met ingang van 1 mei 1990 ontbonden.
(viii) Begin mei 1990 haalden medewerkers van VNZ de administratie van SUSH uit het kantoor van SUSH op. De administratie bleek niet volledig. Een aanvullend gedeelte werd op 8 mei 1990 aan VNZ bezorgd. Ongeveer een half jaar later kwam nog een doos met administratie boven water. Deze doos, een verhuisbox, werd aangetroffen in een kast in het eerder ontruimde kantoorpand van SUSH. Bij de administratie bevonden zich noch een kasboek noch eventuele daarbij behorende onderliggende bescheiden.
(ix) SUSH heeft accountantsonderzoek laten uitvoeren teneinde te achterhalen waaraan de opnamen van [eiser] ten goede waren gekomen. Voor dat onderzoek heeft zij kosten gemaakt. Een van de door SUSH aangezochte accountants heeft aan SUSH bericht dat er na onderzoek nog informatie ontbreekt over de aanwending van circa ƒ 140.000,-- aan contante opnamen.
(x) De liquidatie van SUSH is nog niet voltooid. SUSH kon en kan haar liquidatie niet uit eigen middelen financieren. De VNZ fungeert als voorfinancier. SUSH betaalt over de geleende gelden 7,5 % rente aan VNZ.
(xi) Sush werd na het vertrek van [eiser] geconfronteerd met niet-betaalde voorschotnota's van de bedrijfsvereniging en de fiscus. Ten gevolge daarvan werd zij aan kosten voor dwangbevelen en boetes een bedrag van ƒ 7.655,-- verschuldigd.