ECLI:NL:HR:2001:AB0744
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Toelaatbaarheid van uitlevering van een Argentijnse verdachte wegens doodslag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 maart 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering van een Argentijnse verdachte aan de Republiek Argentinië, die wordt verdacht van doodslag op een slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer 2]. De rechtbank had de uitlevering toelaatbaar verklaard voor het eerste feit, maar ontoelaatbaar voor het tweede feit. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, mr. M. Flipse, middelen van cassatie heeft voorgesteld.
De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal Machielse gevolgd, die stelde dat de rechtbank verzuimd had om de feiten waarvoor de uitlevering toelaatbaar was, adequaat te omschrijven. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de doodslag en dat de uitlevering op basis van de Argentijnse wetgeving toelaatbaar was. De rechtbank had niet voldoende gemotiveerd waarom de uitlevering voor het tweede feit niet toelaatbaar was, en de Hoge Raad heeft dit verzuim hersteld.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend voor zover het feit waarvoor de uitlevering toelaatbaar was, niet correct was omschreven. De Hoge Raad heeft de uitlevering van de verdachte toelaatbaar verklaard voor het feit van doodslag, zoals eerder beschreven in de vervolgingsbeslissing van het Hof van Appèl te Rosario. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de uitlevering kan doorgaan, en dat de verdachte zich moet verantwoorden voor de beschuldigingen in Argentinië.