ECLI:NL:HR:2001:AB0284
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen; fiscale beleggingsinstelling en dividenduitkering
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1988, opgelegd aan belanghebbende, die aanvankelijk was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 109.320. De Inspecteur handhaafde deze aanslag na bezwaar, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende tot 1 februari 1988 houder was van 2340 certificaten van aandelen in B.V. A, een fiscale beleggingsinstelling. In 1987 verkocht A B.V. rentespaarbrieven, wat resulteerde in een aanzienlijke fiscale winst. Deze winst diende uiterlijk in augustus 1988 aan de aandeelhouders ter beschikking te worden gesteld. Belanghebbende verkocht zijn aandelen aan een bankinstelling, die garandeerde aan de uitdelingsverplichting van A B.V. te voldoen.
De Inspecteur beschouwde een deel van het dividend dat aan belanghebbende werd uitgekeerd als genoten uit de eerder gehouden certificaten. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep gegrond was en vernietigde de uitspraken van het Hof en de Inspecteur. De aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen van f 1.365.736, en de Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten aan belanghebbende.
De Hoge Raad concludeerde dat het met de verkoop van de certificaten behaalde voordeel voor belanghebbende als een met dividend te vergelijken bate moet worden aangemerkt. Het bijzondere tarief van artikel 57, lid 2, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is van toepassing op deze inkomsten. De uitspraak van het Hof kon niet in stand blijven, en de Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan.