ECLI:NL:HR:2001:AB0156
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- G.J. Zuurmond
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en verrekening dividendbelasting
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een aanslag in de vennootschapsbelasting die aan belanghebbende, X N.V., is opgelegd voor het jaar 1993. De aanslag was oorspronkelijk vastgesteld op een belastbaar bedrag van f 4.233.134, maar is ambtshalve verminderd door de Inspecteur tot f 1.975.349. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de Inspecteur heeft het bezwaar afgewezen. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verlaagd tot f 4.171.186, met een verrekening van dividendbelasting tot een bedrag van f 3.014.285.
De Staatssecretaris heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. In cassatie is vastgesteld dat belanghebbende, als marketmaker op de Amsterdamse Optiebeurs, in 1993 putopties en aandelen heeft verhandeld, waarbij dividendbelasting is ingehouden. Belanghebbende heeft in zijn aangifte de ingehouden dividendbelasting aangegeven als te verrekenen voorheffing. De Inspecteur heeft deze verrekening echter geweigerd, wat leidde tot de rechtszaak.
Het Hof oordeelde dat het bruto dividend een bestanddeel vormt van de winst van belanghebbende en dat de verrekening van de ingehouden dividendbelasting met de vennootschapsbelasting rechtmatig was. De Hoge Raad heeft het beroep van de Staatssecretaris verworpen, waarbij werd geoordeeld dat de bereidheid van belanghebbende om mee te werken aan een constructie die gericht was op het vermijden van dividendbelasting, niet betekent dat de transacties niet voor zichzelf zijn uitgevoerd. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie.