ECLI:NL:HR:2001:AB0155
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- A.E. de Moor
- F.W.G.M. van Bruschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag vennootschapsbelasting en waardering van optierechten
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van N.V. X tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, waarin een aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992 werd gehandhaafd. De aanslag was opgelegd op een belastbaar bedrag van ƒ 1.553.740. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag bevestigd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de Inspecteur. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad beoordeelt de middelen die door belanghebbende zijn ingediend. Het Hof had geoordeeld dat alleen de waarde van de aan werknemers toegekende optierechten ten tijde van de toekenning tot de ondernemingskosten kan worden gerekend. Dit oordeel wordt door de Hoge Raad bevestigd. De Hoge Raad stelt vast dat het waardeverloop van de optie geen invloed heeft op het fiscale resultaat, en dat de uitoefening van het optierecht buiten het fiscale resultaat van belanghebbende valt.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat er geen mogelijkheid is om een verplichting uit hoofde van het optierecht op de fiscale balans op te nemen. De Hoge Raad concludeert dat de foutenleer, die is gebaseerd op het beginsel van de balanscontinuïteit, niet van toepassing is in deze situatie. De Hoge Raad verwerpt uiteindelijk het beroep van belanghebbende en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.