ECLI:NL:HR:2001:AB0028
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- C.H.M. Jansen
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verzoening tussen echtgenoten en gevolgen voor hypotheekrecht na faillissement
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure waarin eiseres, samen met betrokkene A, de bank heeft gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage. De eiseres en betrokkene A waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen, maar hun huwelijk was gescheiden van tafel en bed. Na een lening van ƒ 150.000,-- bij de bank, waarbij de woning als hypotheek werd gegeven, werd betrokkene A in 1991 failliet verklaard. De bank verkocht de woning openbaar, wat door eiseres als onrechtmatig werd bestreden. De Rechtbank wees de vordering van eiseres af, en het Gerechtshof bekrachtigde dit vonnis. Eiseres stelde dat de bank onrechtmatig had gehandeld door de woning te verkopen na het faillissement van betrokkene A. Het Hof oordeelde echter dat er sprake was van verzoening tussen eiseres en betrokkene A, waardoor de scheiding van tafel en bed was geëindigd en de gemeenschap van goederen herleefde. Dit betekende dat de bank gerechtigd was de woning te verkopen. In cassatie werd het beroep van eiseres verworpen, waarbij de Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn oordeel voldoende had gemotiveerd en dat de klachten van eiseres niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad veroordeelde eiseres in de kosten van het geding in cassatie.