ECLI:NL:HR:2001:AA9958
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen vrijspraak en verwerping van niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie in vervolging
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte vrijgesproken werd van een aantal tenlastegelegde feiten, maar wel werd veroordeeld voor andere feiten. De verdachte, geboren in Turkije in 1950, was betrokken bij een heroïnetransport en had een verzoek ingediend om getuigen te horen die relevant zouden zijn voor zijn verdediging. Dit verzoek werd door het Hof afgewezen, wat leidde tot de klacht in cassatie dat het Hof dit ten onrechte deed. De verdediging stelde dat de verdachte in een nadelige positie was gebracht door zijn gijzeling en dat dit invloed had op zijn proces. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de juiste maatstaf had aangelegd bij de beoordeling van het verzoek en dat de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, en verwierp het beroep. De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan op 13 februari 2001, waarbij de eerdere beslissing van het Gerechtshof werd bevestigd.