ECLI:NL:HR:2001:AA9811
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor doodslag en beoordeling van aanhouding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 januari 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder door de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor doodslag. De verdachte, geboren in Turkije en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “De Oosterhoek” te Grave, heeft beroep in cassatie ingesteld. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. H.E. Brink, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarbij onder andere de rechtmatigheid van de aanhouding van de verdachte ter discussie werd gesteld.
De advocaat-generaal, Wortel, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De verdediging voerde aan dat de aanhouding van de verdachte op een buitenproportionele wijze heeft plaatsgevonden, wat zou leiden tot schending van de procesorde. De Hoge Raad oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de aanhouding met disproportioneel geweld gepaard ging. De verdediging had geen klacht ingediend bij de politie over de aanhouding, wat de geloofwaardigheid van de claims ondermijnt.
De Hoge Raad concludeerde dat de argumenten van de verdediging niet voldoende waren om de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging te onderbouwen. Het Hof had terecht geoordeeld dat onregelmatigheden in de aanhouding op zichzelf niet leiden tot een schending van het recht op een eerlijke behandeling van de zaak. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij de veroordeling van de verdachte voor doodslag in stand bleef.