ECLI:NL:HR:2001:AA9722

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35736
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.H. Beukenhorst
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en vertegenwoordiging door gemachtigde

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 9 september 1999, betreffende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 45.116, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 289.411, met een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting. Belanghebbende maakte bezwaar tegen deze navorderingsaanslag, waarop de Inspecteur de enkelvoudige belasting handhaafde, maar de verhoging verviel. Hierop ging belanghebbende in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling was belanghebbende niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde C. De volmacht die aan het Hof was toegezonden, gaf C het recht om namens belanghebbende op te treden in de bezwaar- en beroepsprocedures. Het Hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde gerechtigd was om het beroep te beperken, wat door de Hoge Raad werd bevestigd. De Hoge Raad oordeelde dat de overige klachten van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelden.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2001.

Uitspraak

Nr. 35736
31 januari 2001
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 9 september 1999, nr. 98/2978, betreffende de hem voor het jaar 1992 opgelegde navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is aanvankelijk voor het jaar 1992 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 45.116,--.
Vervolgens is hem over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd, naar een belastbaar inkomen van f 289.411, --, met een verhoging van 100 percent van de nagevorderde belasting, van welke verhoging bij besluit van de Inspecteur geen kwijtschelding is verleend. Tegen de navorderingsaanslag heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft bij uitspraak de navorderingsaanslag wat betreft de enkelvoudige belasting gehandhaafd en de verhoging doen vervallen.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft deze uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende was bij de mondelinge behandeling van het beroep door het Hof vertegenwoordigd door C als zijn gemachtigde; belanghebbende zelf was niet aanwezig.
De door belanghebbende aan het Hof toegezonden volmacht luidt - voorzover thans van belang - als volgt:
‘Hierbij machtigt ondergetekende (…) het kantoor D (…), met het recht van substitutie; om namens haar de bezwaar- en beroepsprocedures en alle andere daarmee samenhangende procedures te voeren en werkzaamheden te verrichten, met betrekking tot de volgende aanslagen: - inkomstenbelasting 1992, aanslagnummer 002 (…)’.
3.2. Het Hof heeft vastgesteld dat ter zitting namens belanghebbende de uitdeling betreffende de auto is erkend en dat de desbetreffende navordering in zoverre niet meer wordt bestreden. Daarbij heeft het Hof geen rechtsregel geschonden door op grond van de hiervóór in 3.1 vermelde inhoud van de volmacht aan te nemen - zoals het kennelijk heeft gedaan - dat belanghebbendes gemachtigde gerechtigd was namens belanghebbende ter zitting het beroep in zoverre te beperken. Voorzover de klachten uitgaan van een andere opvatting, falen zij derhalve.
3.3. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechtelijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2001.