ECLI:NL:HR:2001:AA9627
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over proceskosten in belastingzaak en bewijslast bij aftrekbare kosten
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 22 september 1999. De zaak betreft een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen van f 43.234 had. Na bezwaar tegen de aanslag heeft de Inspecteur deze ambtshalve verminderd, maar het Hof heeft de aanslag gehandhaafd zoals deze was verminderd.
Belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarbij de Staatssecretaris van Financiën zich gedeeltelijk refereerde aan het oordeel van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, met name de verdeling van de bewijslast en de proceskosten. Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende niet had aangetoond dat hij meer aftrekbare kosten had gemaakt dan het forfaitaire bedrag van f 2.507. De Hoge Raad oordeelde dat dit oordeel niet in cassatie kon worden getoetst, omdat het berustte op de waardering van bewijsmiddelen door het Hof.
Daarnaast heeft de Hoge Raad het oordeel van het Hof over de proceskosten beoordeeld. Het Hof had geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, maar de Hoge Raad oordeelde dat, gezien de omstandigheden van de zaak, de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie moest worden veroordeeld. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, maar uitsluitend ten aanzien van de beslissing omtrent de proceskosten, en heeft de Staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand aan belanghebbende. De uitspraak van de Hoge Raad biedt belangrijke inzichten in de toepassing van proceskostenregelingen in belastingzaken.