ECLI:NL:HR:2001:AA9624
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals-Altes
- D.H. Beukenhorst
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over aanslag inkomstenbelasting en alleenstaande-ouderaftrek
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 september 1999, betreffende de hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 61.167,-- en viel onder tariefgroep II. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het cassatieberoep.
In cassatie was de centrale vraag of belanghebbende recht had op de (aanvullende) alleenstaande-ouderaftrek, zoals bedoeld in artikel 55 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Het Hof had geoordeeld dat het verblijf van de kinderen bij belanghebbende niet te bijkomstig was, en dat belanghebbende niet voldeed aan de vereisten voor de aftrek. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat het verblijf van de kinderen bij belanghebbende doorgaans niet voldeed aan de vereiste van ten minste 3 tot 3,5 dag per week.
De Hoge Raad oordeelde verder dat de overige klachten van belanghebbende niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak van de Hoge Raad was dat het beroep ongegrond werd verklaard. Dit arrest is gewezen door vice-president E. Korthals-Altes, samen met de raadsheren D.H. Beukenhorst en P.J. van Amersfoort, en werd openbaar uitgesproken op 24 januari 2001.