ECLI:NL:HR:2001:AA9623

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35659
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • D.H. Beukenhorst
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en catalogusprijs van een ter beschikking gestelde auto

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, betreffende een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 175.256, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd naar f 182.708. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de navorderingsaanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van f 182.412.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. In cassatie werd vastgesteld dat aan belanghebbende door zijn werkgever een nieuwe personenauto ter beschikking was gesteld, die vóór de afgifte van het kenteken was voorzien van accessoires. Het Hof oordeelde dat de prijzen van deze accessoires, die afkomstig waren van de fabrikant en vermeld stonden in de prijslijst, moesten worden betrokken in de catalogusprijs zoals bedoeld in artikel 42, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

Het middel van belanghebbende, dat uitging van een andere opvatting, faalde. De Hoge Raad oordeelde dat de wetgever aansluiting had gezocht bij de catalogusprijs voor de vaststelling van het privé-voordeel van een ter beschikking gestelde auto. De Hoge Raad verklaarde het beroep ongegrond en achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 24 januari 2001.

Uitspraak

Nr. 35659
24 januari 2001
YS
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, nr. 708/97, van 24 september 1999 betreffende de hem over het jaar 1993 opgelegde aanslag tot navordering van inkomstenbelasting/premie volksver-zekeringen.
1. Aanslag, navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is aanvankelijk voor het jaar 1993 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksver-zekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 175.256,--. Vervolgens is hem over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 182.708,--, zonder verhoging, welke navor-deringsaanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van f 182.412,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Aan belanghebbende is door zijn werkgeefster een nieuwe personenauto (hierna: de auto) ter beschikking gesteld. De auto is in juli 1992 - vóór afgifte van het kentekenbewijs deel I - voorzien van een aantal accessoires. Door de dealer zijn, voorzover thans van belang, de volgende accessoires aangebracht: aluminium wielen met 225/70 banden, uitbreiding binnenverlichting, buitentemperatuurmeter, armsteunen voor, elektrisch bediende ramen voor, mistlampen, twee sportstoelen, radiovoorbereiding en airco handbediend (hierna: de accessoires). De accessoires zijn afkomstig van de fabrikant, stonden vermeld in de door de fabrikant uitgebrachte, in Nederland geldende prijslijst en hadden ook door de fabrikant kunnen worden aangebracht.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat, nu de accessoires afkomstig zijn van de fabrikant en ze staan vermeld in de door de fabrikant uitgebrachte, in Nederland geldende prijslijst, en ze bovendien in de fabriek op de auto hadden kunnen worden gemonteerd indien de auto met de accessoires bij de fabriek zou zijn besteld, de prijzen van de accessoires dienen te worden betrokken in de catalogusprijs als bedoeld in artikel 42, lid 3, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet). Tegen dit oordeel keert zich het middel.
3.3. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 42 van de Wet heeft de wetgever voor de vaststelling van de hoogte van het privé-voordeel van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto uit een oogpunt van eenvoud aansluiting gezocht bij de catalogusprijs daarvan. Indien, zoals in het geval beslist bij het arrest van de Hoge Raad van 5 juli 1982, nr. 21144, BNB 1982/296, een fabrikant naast een standaarduitvoering modellen aanbiedt die zijn uitgerust met prijsverhogende extra voorzieningen die reeds in de fabriek zijn aangebracht, dient de catalogusprijs te worden gesteld op het bedrag dat men volgens de door de fabrikant vastgestelde prijslijst voor de auto moet betalen in de uitvoering zoals die door de fabrikant geleverd wordt. Indien, zoals in het onderhavige geval, de accessoires niet door de fabrikant zelf zijn aangebracht, maar wel vóór het tijdstip waarop aan de personenauto een kenteken wordt toegekend door de importeur of de dealer zijn aangebracht, terwijl deze zijn opgenomen in de door de fabrikant of importeur vastgestelde prijslijst, dan dient ook de in die lijst vermelde meerprijs voor die voorzieningen tot de in artikel 42, lid 3, van de Wet bedoelde catalogusprijs te worden gerekend. Buiten beschouwing kunnen aldus - ter wille van de uitvoerbaarheid van die bepaling - slechts blijven niet in die prijslijst voorkomende voorzieningen en voorzieningen die na de toekenning van het kenteken zijn aangebracht. Het middel gaat uit van een andersluidende opvatting, zodat het faalt.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren D.H. Beukenhorst, L. Monné, P.J. van Amersfoort en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2001.