ECLI:NL:HR:2001:AA9622
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 27 augustus 1999 werd gedaan in verband met een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1992. Aan belanghebbende was aanvankelijk een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van f 83.853, maar later werd een navorderingsaanslag opgelegd met een belastbaar inkomen van f 102.217, inclusief een verhoging van 100 procent van de nagevorderde belasting, waarvan 75 procent kwijtschelding werd verleend. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze navorderingsaanslag werd door de Inspecteur niet-ontvankelijk verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur, maar handhaafde de navorderingsaanslag en de boete.
In cassatie betoogde belanghebbende dat hij een beroep op het gelijkheidsbeginsel kon doen, verwijzend naar een eerder arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde echter dat het beleid van de belastingadministratie, dat op een onjuiste rechtsopvatting berustte, was ingetrokken door de Staatssecretaris van Financiën. Hierdoor kon belanghebbende niet met vrucht een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel. Daarnaast voerde belanghebbende aan dat de bijtelling van 24 procent van de catalogusprijs van de auto in plaats van 20 procent strijdig was met het gelijkheidsbeginsel. Het Hof had deze stelling verworpen, en de Hoge Raad bevestigde dat de wetgever ervoor had gekozen om de ongelijkheid in het belastingstelsel op te heffen in het kader van een algemene belastingherziening.
De Hoge Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep ongegrond. Dit arrest benadrukt de rol van de wetgever in het oplossen van rechtsongelijkheden en de voorwaarden waaronder het gelijkheidsbeginsel kan worden ingeroepen in belastingzaken.