ECLI:NL:HR:2001:AA9606
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.M.M. Orie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland ter strafvervolging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland. De opgeëiste persoon, geboren in Libanon, was ten tijde van de bestreden uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Haarlem'. Het beroep in cassatie was ingesteld door de opgeëiste persoon zelf, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A.M.C.J. Baaijens. De Advocaat-Generaal, Wortel, concludeerde dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen en de uitlevering toelaatbaar zou moeten verklaren.
De rechtbank had eerder de uitlevering toelaatbaar verklaard, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onterecht had aangenomen dat het recht tot strafvervolging naar Nederlands recht was verjaard. De Hoge Raad overwoog dat de verjaringstermijn van twaalf jaren, zoals vastgelegd in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht, niet was verstreken, omdat de verjaring was gestuit door de Duitse autoriteiten. De Hoge Raad concludeerde dat de uitlevering niet in de weg stond door de verjaring, zoals ook bevestigd door de bepalingen van het Europees Verdrag betreffende uitlevering.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover deze de uitlevering aan de Duitse autoriteiten toelaatbaar verklaarde ter strafvervolging van het feit zoals omschreven in het Haftbefehl van 29 juni 1983. De Hoge Raad verklaarde de uitlevering toelaatbaar voor het feit zoals omschreven in het Haftbefehl van 4 augustus 1983, zoals gewijzigd bij het Beschluß van 14 augustus 1989. Het beroep werd voor het overige verworpen, wat betekent dat de Hoge Raad de eerdere oordelen van de rechtbank bevestigde, met uitzondering van de specifieke punten die in de uitspraak werden gecorrigeerd.