ECLI:NL:HR:2001:AA9558
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van alimentatiebeschikkingen en verwijzing naar Gerechtshof voor verdere behandeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 januari 2001 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de wijziging van alimentatie. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had in 1997 een verzoek ingediend bij de Rechtbank te Arnhem om de alimentatie die bij vonnis van 30 januari 1986 was vastgesteld, te verhogen naar ƒ 2.700,-- per maand. De man, verweerder in cassatie, heeft dit verzoek bestreden en verzocht om zijn alimentatieplicht op nihil te stellen. De Rechtbank heeft op 9 maart 1999 de alimentatie verlaagd naar ƒ 1.940,-- per maand. De man ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te Arnhem, dat op 14 maart 2000 de beschikking van de Rechtbank vernietigde en de alimentatie op nihil stelde, omdat de vrouw niet had aangetoond dat zij niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien.
De vrouw heeft cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet voldoende had gemotiveerd dat de vrouw niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien. De Hoge Raad benadrukte dat het aan de man was om te bewijzen dat de vrouw verzuimd had om passend werk te zoeken en dat zij, indien zij dat had gedaan, in haar levensonderhoud had kunnen voorzien. De Hoge Raad vernietigde de beschikkingen van het Gerechtshof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing.
Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van beide partijen in alimentatiezaken en de noodzaak voor een zorgvuldige motivering van beslissingen door de rechter.