ECLI:NL:HR:2001:AA9394
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E. de Moor
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en toepassing van vrijstellingen
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1988 tot en met 31 december 1991, ter hoogte van ƒ 39.050,--. Na bezwaar tegen deze aanslag heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Inspecteur, waarop belanghebbende cassatie heeft ingesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, en belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, gevolgd door een conclusie van dupliek van de Staatssecretaris.
Belanghebbende, die sinds de jaren zeventig als muziekleraar werkt, heeft in de jaren 1988 tot en met 1991 positieve resultaten behaald, maar heeft nooit aangifte gedaan voor de omzetbelasting. De naheffingsaanslag volgde na een boekenonderzoek in 1993. In cassatie werd betoogd dat de door het Hof toegepaste uitlegging van de wet in strijd is met het neutraliteitsbeginsel, omdat deze zou betekenen dat vrijstellingen alleen voor rechtspersonen gelden. De Hoge Raad oordeelt dat het middel faalt, omdat de inbreuk op het neutraliteitsbeginsel voortkomt uit de Zesde richtlijn en de Wet, die onderscheid maken tussen wel en geen winst beogende ondernemers.
Het Hof had geoordeeld dat belanghebbende, gezien zijn netto-inkomsten uit muziekonderwijs, winst beoogde in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968. Het tweede middel in cassatie werd verworpen zonder nadere motivering, omdat het geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling aan de orde stelde. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.