ECLI:NL:HR:2000:ZD9713

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2000
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
425-99-V CJIB 21091675
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • F.H. Koster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over administratieve sanctie wegens overschrijding maximumsnelheid buiten bebouwde kom

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen de beslissing van de Kantonrechter te Lelystad, die op 31 maart 1999 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid op wegen buiten de bebouwde kom, zoals vastgelegd in artikel 21.a van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De overtreding vond plaats op 19 maart 1998 om 14:56 uur op de Nijkerkerweg te Zeewolde, waarbij de betrokkene met een motorvoertuig werd geflitst door een radarsnelheidscontrolemeter.

De Hoge Raad oordeelt dat de Kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de betrokkene, ondanks de aangevoerde bijzondere omstandigheden, had moeten begrijpen dat zij zich op een 'andere weg' bevond, waar een maximumsnelheid van 80 km per uur gold. Dit oordeel is niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gevend en niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad wijst erop dat de wegen buiten de bebouwde kom die niet met de borden G1 of G3 zijn aangeduid, als 'andere wegen' worden aangemerkt volgens de wet.

Daarnaast verwerpt de Hoge Raad het verweer van de betrokkene dat zij ten onrechte niet is staande gehouden. Het is algemeen bekend dat bij radarsnelheidsmetingen, zoals in deze zaak, er geen reële mogelijkheid bestaat om de bestuurder staande te houden. De Hoge Raad concludeert dat er geen gronden zijn om de bestreden beslissing te vernietigen en verwerpt het beroep.

Uitspraak

4 april 2000
Strafkamer
Nr. 425-99-V
CJIB 21091675
AB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
Op het beroep in cassatie tegen de beslissing van de Kantonrechter te Lelystad van 31 maart 1999 betreffende:
[betrokkene], wonende te
[woonplaats].
1. De beslissing van de Kantonrechter
De Kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard.
De beslissing van de Kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
3.1. Bij inleidende beschikking is aan de betrokkene met toepassing van art. 5 WAHV een administratieve sanctie opgelegd terzake van ‘’overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (gedragsregel); t/m 10 km per uur’’, welke gedraging zou zijn verricht op 19 maart 1998 te 14.56 uur op de Nijkerkerweg te Zeewolde met het motorvoertuig met het kenteken [kenteken] . Het zaakoverzicht van het CJIB houdt in dat de gedraging is geconstateerd door middel van een radarsnelheidscontrolemeter ‘’ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: 3.0’’.
3.2. In feitelijke aanleg is door en namens de betrokkene het verweer gevoerd dat door de betrokkene is weergegeven in het beroepschrift in cassatie. Dat beroepschrift behelst de klacht dat de Kantonrechter dat verweer ontoereikend gemotiveerd heeft verworpen, op de grond dat deze niet is ingegaan op het door de betrokkene gedane beroep op de bijzondere omstandigheden ter plaatse.
3.3. Ingevolge art. 21, aanhef en onder a, RVV 1990 geldt buiten de bebouwde kom voor motorrijtuigen op autosnelwegen een maximumsnelheid van 120 km per uur, op autowegen een maximumsnelheid van 100 km per uur en op andere wegen een maximumsnelheid van 80 km per uur.
Ingevolge art. 1, aanhef en onder c en d, RVV 1990 zijn autosnelwegen aangeduid met bord G1 van bijlage 1, en autowegen met bord G3. Daaruit vloeit voort dat wegen buiten de bebouwde kom die niet met een van die borden zijn aangeduid ‘’andere wegen’’ zijn als bedoeld in art. 21, aanhef en onder a, RVV 1990.
3.4. De in cassatie opgeworpen klacht mist feitelijke grondslag. In de bestreden beslissing ligt als het – niet van een onjuiste rechtsopvatting blijk gevende en niet onbegrijpelijke – oordeel van de Kantonrechter besloten dat ook onder de aangevoerde bijzondere omstandigheden het voor de betrokkene duidelijk moet zijn geweest dat zij, komend vanaf een autoweg een ‘’andere weg’’ als bedoeld in genoemde wetsbepaling is gaan berijden, waarop een maximumsnelheid gold van 80 km per uur en dat voor de aanduiding van die maximumsnelheid het plaatsen van borden, zoals door de betrokkene aangegeven, niet is voorgeschreven.
3.5. Het verweer dat de betrokkene ten onrechte niet is staande gehouden is terecht verworpen, in aanmerking genomen dat het van algemene bekendheid is dat bij een radarsnelheidsmeting als de onderhavige geen reële mogelijkheid bestaat tot staandehouding van de bestuurder.
3.6. Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beslissing ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en F.H. Koster, in bijzijn van de waarnemend-griffier Verboon, en uitgesproken op
4 april 2000.