ECLI:NL:HR:2000:ZD9709

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 april 2000
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
321-99-V CJIB 21834094
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp
  • F.H. Koster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van wijziging omschrijving gedraging bij verkeerslicht overtreding

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beslissing van de Kantonrechter te Sittard, die op 5 maart 1999 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene wegens het niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht. De Kantonrechter had de omschrijving van de gedraging gewijzigd naar ‘als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is’. De gemachtigde van de betrokkene heeft in cassatie aangevoerd dat deze wijziging onterecht was en dat zij zich niet had kunnen verdedigen tegen deze wijziging. De Hoge Raad oordeelt dat de Kantonrechter ten onrechte de omschrijving van de gedraging heeft gewijzigd, omdat de gedraging ‘niet stoppen voor rood licht’ moet worden geacht te zijn verricht indien vaststaat dat het voertuig voor rood licht niet is gestopt vóór de stopstreep. De Hoge Raad vernietigt de beslissing van de Kantonrechter in zoverre en verwerpt het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste omschrijving van de gedraging en de mogelijkheid voor de betrokkene om zich daartegen te verdedigen. De uitspraak is gedaan op 4 april 2000.

Uitspraak

4 april 2000
Strafkamer
Nr. 321-99-V
CJIB 21834094
AB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen de beslissing van de Kantonrechter te Sittard van 5 maart 1999 betreffende:
[betrokkene], wonende te
[woonplaats], voor wie als gemachtigde optreedt
[gemachtigde], wonende te
[woonplaats].
De Kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van f 50,--.
De beslissing van de Kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
[gemachtigde] heeft, als gemachtigde van de betrokkene, tegen de beslissing van de Kantonrechter beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de bestreden beslissing
3.1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking met toepassing van art. 5 WAHV een administratieve sanctie opgelegd ter zake van: ‘’Niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht’’, feitcode R602.
De bij die feitcode behorende gedraging is een overtreding van het voorschrift van art. 62 in verbinding met art. 68, eerste lid, aanhef en sub c, RVV 1990.
Art. 62 RVV 1990 houdt in dat weggebruikers verplicht zijn gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden.
Art. 68, eerste lid, aanhef en sub c, luidt:
‘’Bij driekleurige verkeerslichten betekent rood licht: stop’’.
3.1.2. Art. 79 RVV luidt: ‘’Bestuurders moeten voor een voor hen bestemde stopstreep stoppen indien stoppen op grond van dit besluit is verplicht’’.
3.1.3. Uit art. 68, eerste lid, aanhef en onder c, RVV 1990 in verbinding met art. 79 RVV volgt dat de gedraging ‘’niet stoppen voor rood licht’’ moet worden geacht te zijn verricht indien komt vast te staan dat het desbetreffende voertuig voor rood licht niet is gestopt vóór de stopstreep (vgl. HR 7 juni 1994, DD 94.381).
3.2. De gemachtigde van de betrokkene – die ten tijde van de gedraging de auto bestuurde – heeft in feitelijke aanleg aangevoerd dat zij, terwijl het verkeerslicht rood uitstraalde niet vóór de stopstreep is gestopt, doch na de stopstreep de auto vóór het verkeerslicht tot stilstand heeft gebracht. Zij heeft daaraan de gevolgtrekking verbonden dat de in de inleidende beschikking omschreven gedraging niet is verricht. De Kantonrechter heeft de betrokkene daarin gevolgd en heeft, met vernietiging van de inleidende beschikking en van de beslissing van de Officier van Justitie in zoverre, de omschrijving van de gedraging gewijzigd in: ‘’als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is’’.
3.3. Uit hetgeen hiervoor onder 3.1 is overwogen vloeit voort dat de Kantonrechter, die is uitgegaan van de juistheid van de door de betrokkene gestelde feitelijke toedracht, de omschrijving van de gedraging ten onrechte heeft gewijzigd. De Hoge Raad zal de bestreden beslissing in zoverre vernietigen.
3.4. De in cassatie opgeworpen klacht komt in de kern erop neer dat de gemachtigde van de betrokkene zich niet heeft kunnen verdedigen tegen de wijziging van de omschrijving van de gedraging door de Kantonrechter. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat aan die klacht het belang is komen te ontvallen.
3.5. Nu de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3.3 vermelde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beslissing ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet als volgt worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden beslissing, doch uitsluitend voorzover daarbij de inleidende beschikking en de beslissing van de Officier van Justitie voor wat de omschrijving van de gedraging betreft zijn vernietigd en die omschrijving is gewijzigd;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp en F.H. Koster, in bijzijn van de waarnemend-griffier Verboon, en uitgesproken op
4 april 2000.