ECLI:NL:HR:2000:AF0642
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep inzake aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 29 september 1998, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1990. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ u,--. Na het indienen van bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij het Hof, dat het beroep ongegrond heeft verklaard en de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld en daarbij zes middelen van cassatie voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft in een vertoogschrift het cassatieberoep bestreden. Belanghebbende heeft de zaak laten toelichten door mr. D. Fasseur, advocaat te Zeist. Na het verstrijken van de cassatietermijn heeft belanghebbende nog een geschrift ingediend, maar dit kon niet in behandeling worden genomen omdat de wet geen mogelijkheid biedt om een dergelijk stuk in te dienen na de termijn.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals bepaald in artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.