ECLI:NL:HR:2000:AE6379

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35923
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • G.J. Zuurmond
  • A.E. de Moor
  • F.W.G.M. van Brunschot
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en bewijslastverdeling

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 december 1999, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1992 tot en met 30 juni 1996, bedroeg f 15.442,-- aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van de nageheven belasting van honderd procent. De Inspecteur verleende kwijtschelding tot vijftig procent bij het vaststellen van de aanslag. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verminderde de naheffingsaanslag tot f 13.304,--, terwijl het kwijtscheldingsbesluit werd bevestigd.

Belanghebbende stelde beroep in cassatie in en voerde twee middelen van cassatie aan. De Hoge Raad beoordeelde de middelen en oordeelde dat middel I, dat klaagde over de onjuiste verdeling van de bewijslast, faalde. Het Hof had geoordeeld dat de Inspecteur aannemelijk had gemaakt dat belanghebbende de opbrengst uit speelautomaten vóór 15 augustus 1996 niet correct had verantwoord. Het Hof had de bewijslast correct verdeeld en de argumenten van belanghebbende gemotiveerd verworpen.

Middel II faalde eveneens. Het Hof had geen gevolgen verbonden aan de wijze van verantwoording van de opbrengst uit speelautomaten en hoefde niet in te gaan op het vertrouwen dat belanghebbende mogelijk had ontleend aan eerdere controles. De Hoge Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep ongegrond, en dit arrest werd op 6 december 2000 vastgesteld door de voorzitter en de raadsheren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

Nr. 35.923
6 december 2000
YS
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 december 1999 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1992 tot en met 30 juni 1996 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 15.442,-- aan enkelvoudige belasting met een verhoging van de nageheven belasting van honderd percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot op vijftig percent. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij gezamenlijke uitspraak de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat het beroep gegrond heeft verklaard, de uitspraak van de Inspecteur heeft vernietigd, de naheffingsaanslag heeft verminderd tot een bedrag van f 13.304,-- en het kwijtscheldingsbesluit heeft bevestigd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen van cassatie voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen van cassatie
3.1. Voorzover middel I klaagt over onjuiste verdeling van de bewijslast, faalt het. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur met de significante stijging van de opbrengst uit de speelautomaten in de loop van 1996 aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende die opbrengst vóór 15 augustus 1996 niet tot de juiste bedragen heeft verantwoord en het heeft al hetgeen belanghebbende daartegen heeft ingebracht, gemotiveerd verworpen. Aldus heeft het Hof de bewijslast niet onjuist verdeeld.
Het middel faalt ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2. Ook middel II faalt. Het Hof heeft aan de wijze waarop de opbrengst uit de speelautomaten was verantwoord op zichzelf geen gevolgen verbonden. Het behoefde daarom niet in te gaan op de mogelijkheid dat belanghebbende aan de omstandigheid dat bij eerdere controles geen opmerkingen zijn gemaakt over de wijze waarop de opbrengst uit de speelautomaten was verantwoord, het vertrouwen kon ontlenen dat de Inspecteur met die wijze van verantwoording instemde. Een dergelijk vertrouwen sluit niet in een vertrouwen dat de ontvangsten niet tot de juiste bedragen behoren te worden verantwoord.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is op 6 december 2000 vastgesteld door de raadsheer G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren A.E. de Moor, F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet en P. Lourens in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier W.G. Heesakkers-Kamerbeek, en op die datum in het openbaar uitgesproken.