ECLI:NL:HR:2000:AA9139

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C99/098HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • R. Herrmann
  • H.A.M. Aaftink
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
  • W.H. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van Philips International B.V. tegen de Ambtenaar der Gemeente Eindhoven inzake uitstel van betaling van rioolrechten

In deze zaak heeft Philips International B.V. (hierna: Philips) de Ambtenaar der Gemeente Eindhoven (hierna: de Ambtenaar) gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij zij verzocht om uitstel van betaling van aanslagen rioolrechten voor de jaren 1994, 1995 en 1996. Philips vorderde dat de Ambtenaar haar algeheel uitstel van betaling zou verlenen totdat de belastingkamer van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch zou hebben beslist op de door Philips ingestelde beroepen. De Rechtbank verklaarde Philips echter niet-ontvankelijk in haar vordering. Philips ging in hoger beroep, maar het Gerechtshof bekrachtigde het vonnis van de Rechtbank, met verbetering van gronden. Het Hof oordeelde dat Philips geen gebruik had gemaakt van de door de Ambtenaar aangegeven beroepsmogelijkheid bij het College van Burgemeester en Wethouders.

In cassatie heeft de Hoge Raad de zaak beoordeeld. De Advocaat-Generaal Langemeijer concludeerde tot vernietiging van het arrest van het Gerechtshof en tot verwijzing van de zaak naar een ander Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had miskend dat er geen beroepsmogelijkheid bestond tegen de beslissing van de Ambtenaar op een verzoek om uitstel van betaling. Dit betekende dat Philips zich, ook zonder gebruik te maken van de door de Ambtenaar aangegeven beroepsmogelijkheid, tot de burgerlijke rechter kon wenden. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het Gerechtshof en verwees de zaak voor verdere behandeling terug naar dat Hof. Tevens werd de Ambtenaar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Philips waren begroot op ƒ 9.594,64 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.

Uitspraak

22 december 2000
Eerste Kamer
Nr. C99/098HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
PHILIPS INTERNATIONAL B.V., gevestigd te Eindhoven,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. J.G. de Vries Robbé,
t e g e n
DE AMBTENAAR DER GEMEENTE EINDHOVEN, als bedoeld in artikel 212, 2e lid, in verbinding met artikel 231, 2e lid, aanhef en onder c Gemeentewet, zetelende en kantoorhoudende te Eindhoven,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiseres tot cassatie - verder te noemen: Philips - heeft bij exploit van 2 december 1997 verweerder in cassatie - verder te noemen: de Ambtenaar - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Hertogenbosch en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Ambtenaar te veroordelen Philips alsnog algeheel uitstel van betaling te verlenen ter zake van de aanslagen rioolrechten gebruik 1994, 1995 en 1996 totdat de belasting kamer van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch zal hebben beslist op de terzake door Philips ingestelde beroepen, mitsdien aan Philips (terug) te betalen een bedrag van ƒ 7.206.979,--, met vergoeding van de wettelijke rente over:
de aanslag rioolrechten 1994 1e termijn ad ƒ 588.730,-- vanaf 19 juni 1997 tot aan de dag van (terug)betaling, de aanslag rioolrechten 1994 2e termijn ad ƒ 588.730,-- vanaf de dag van haar betaling 2 december 1994 tot aan de dag van (terug)betaling, de aanslag rioolrechten 1994 3e termijn ad ƒ 588.732,-- vanaf de dag van haar betaling 27 januari 1995 tot aan de dag van (terug)betaling, de aanslag rioolrechten 1995 1e termijn ad ƒ 811.888,-- vanaf 19 juni 1997 tot aan de dag van (terug)betaling, de aanslag rioolrechten 1995 2e termijn ad ƒ 842.842,-- vanaf de dag van haar betaling 1 september 1995 tot aan de dag van (terug)betaling, de aanslag rioolrechten 1995 3e termijn ad ƒ 842.842,-- vanaf de dag van haar betaling 1 september 1995 tot aan de dag van de (terug)betaling, de aanslag rioolrechten 1996 1e termijn ad ƒ 981.071,-- vanaf 19 juni 1997 tot aan de dag van de (terug)betaling, de aanslag rioolrechten 1996 2e termijn ad ƒ 981.071,-- vanaf de dag van haar betaling 5 juli 1996 tot aan de dag van (terug)betaling, de aanslag rioolrechten 1996 3e termijn ad ƒ 981.073,-- vanaf de dag van haar betaling 6 september 1996 tot aan de dag van de (terug)betaling.
Tegen de Ambtenaar is verstek verleend.
De Rechtbank heeft bij vonnis van 6 maart 1998 Philips niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.
Tegen dit vonnis heeft Philips hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 17 december 1998 heeft het Hof het bestreden vonnis, met verbetering van gronden, bekrachtigd.
Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het Hof heeft Philips beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de Ambtenaar is verstek verleend.
De zaak is voor Philips namens haar advocaat toegelicht door mr. V.-P. Aarts, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing van de zaak naar een ander Hof.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Langemeijer onder 1.1.
3.2 In dit geding heeft Philips gevorderd, kort weergegeven, dat de Ambtenaar zal worden veroordeeld om aan Philips met betrekking tot de voormelde aanslagen over 1994, 1995 en 1996 alsnog algeheel uitstel van betaling te verlenen totdat de belastingkamer van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch zal hebben beslist op de terzake door Philips ingestelde beroepen en voorts om hetgeen door Philips is betaald aan haar terug te betalen met vergoeding van de wettelijke rente daarover.
De Rechtbank heeft Philips niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd.
3.3 Het Hof heeft in rov. 4.5 van zijn arrest zijn beslissing naar de kern hierop gegrond dat Philips geen gebruik heeft gemaakt van “de door de Ambtenaar aangegeven beroepsmogelijkheid bij het College van Burgemeester en Wethouders”.
Aldus overwegende heeft het Hof evenwel miskend dat noch bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet of de Algemene wet bestuursrecht, noch bij of krachtens enige andere wettelijke regeling een beroepsmogelijkheid is gegeven tegen de beslissing van de Ambtenaar op een verzoek om uitstel van betaling, en dat zodanige beroepsmogelijkheid ook niet bestaat doordat de Ambtenaar de Leidraad Invordering 1990 analoog heeft toegepast of doordat deze, zoals hij heeft aangevoerd, een adequate voorziening heeft gecreëerd. Dit brengt mee dat Philips, ook zonder de door de Ambtenaar aangegeven “beroepsmogelijkheid” te hebben benut, zich ter zake van de weigering uitstel van betaling te verlenen tot de burgerlijke rechter kon wenden. Onderdeel 2 is derhalve gegrond.
3.4 Het Hof heeft geoordeeld dat feitelijk onjuist is de stelling van Philips dat op de verzoeken tot uitstel niet is beslist, en het heeft op grond daarvan in het midden gelaten of de Ambtenaar de verzoeken om ontheffing uit 1994, 1995 en 1996 had moeten opvatten als verzoeken om uitstel van betaling. Onderdeel 1 bestrijdt dit oordeel van het Hof als onbegrijpelijk, nu uitsluitend is beslist op de verzoeken tot uitstel van betaling die zijn gedaan hangende het beroep bij de belastingkamer van het Hof.
De gegrondbevinding van onderdeel 2 brengt mee dat onderdeel 1 eveneens gegrond is. Het Hof had immers, uitgaande van het ontbreken van een beroepsmogelijkheid, behoren te onderzoeken of de Ambtenaar de genoemde verzoeken, voor zover deze zijn gedaan hangende het bezwaar en daarop niet is beslist, had moeten opvatten als verzoeken om uitstel van betaling en of hij deze verzoeken had moeten inwilligen.
3.5 De onderdelen 3 en 4, die subsidiair zijn voorgesteld, behoeven geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 december 1998;
verwijst het geding naar dat Hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt de Ambtenaar in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Philips begroot op ƒ 9.594,64 aan verschotten en ƒ 3.500,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, A. Hammerstein, en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 22 december 2000.