ECLI:NL:HR:2000:AA9137
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- H.A.M. Aaftink
- W.H. Heemskerk
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Kantonrechter bij terugvordering van bijstandslening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een verzoekschrift van de Gemeente Amstelveen. De Gemeente had op 5 augustus 1998 een verzoekschrift ingediend bij de Kantonrechter te Amsterdam, waarin zij vroeg om een bedrag van ƒ 2.834,60 terug te vorderen van de verzoeker, die bijstandsleningen had ontvangen. De Kantonrechter heeft het verzoek op 11 juni 1999 toegewezen, maar de verzoeker ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Amsterdam. De Rechtbank bekrachtigde op 8 maart 2000 de beschikking van de Kantonrechter, wat leidde tot het cassatieberoep van de verzoeker.
De Hoge Raad heeft zich in deze zaak geconcentreerd op de vraag of de Kantonrechter bevoegd was om het verzoek tot terugvordering te behandelen. Dit hing af van de datum waarop het besluit tot terugvordering bekend was gemaakt, namelijk vóór of na 1 juli 1997. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank had moeten vaststellen of het besluit tot terugvordering vóór of na deze datum was bekendgemaakt, aangezien dit bepalend was voor de bevoegdheid van de Kantonrechter. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten van de verzoeker gegrond waren, omdat de Rechtbank deze essentiële vraag niet had beoordeeld.
De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in zaken van terugvordering van bijstandsleningen en de rol van de Kantonrechter in dergelijke geschillen.