ECLI:NL:HR:2000:AA9092

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35725
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • A.G. Pos
  • D.H. Beukenhorst
  • L. Monné
  • C.B. Bavinck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onroerendezaakbelastingen en waardebepaling van vergelijkingsobjecten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Amsterdam. De belanghebbende, X, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 15 oktober 1999, waarin de uitspraak van de Inspecteur der Gemeentebelastingen werd bevestigd. De zaak betrof een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 1994, opgelegd naar een heffingsgrondslag van f 251.000,-- voor de onroerende zaak gelegen aan a-straat 1 te Q.

De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof bij de waardebepaling van vergelijkingsobjecten, in dit geval de panden b-straat 1 en b-straat 2, niet de juiste criteria had gehanteerd. Het Hof had geoordeeld dat deze panden niet als vergelijkingsobjecten konden dienen, omdat b-straat 1 vele malen van eigenaar was gewisseld en bij de verkoop van b-straat 2 een besloten vennootschap betrokken was geweest. De Hoge Raad oordeelde dat deze enkele omstandigheden niet voldoende waren om de gevolgtrekking van het Hof te rechtvaardigen.

De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. Tevens werd in de uitspraak opgemerkt dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.

Uitspraak

Nr. 35725
20 december 2000
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 15 oktober 1999 betreffende na te melden aan hem voor het jaar 1994 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Amsterdam.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 wegens het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van de onroerende zaak a-straat 1 te Q, een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Amsterdam opgelegd naar een heffingsgrondslag van f 251.000,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur der Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam is gehandhaafd.
2. Tot verwijzing leidend geding
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak van dit hof van 22 april 1997 is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 23 september 1998, nr. 33358, BNB 1998/361, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te
’s-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dat arrest.
3. Geding na verwijzing
Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage - hierna: het Hof - heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
4. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft een verweerschrift ingediend.
5. Beoordeling van de klachten
Het Hof heeft geoordeeld dat de panden b-straat 1 en b-straat 2 bij de waardebepaling niet als vergelijkingsobjecten kunnen dienen. Het heeft daartoe redengevend geacht dat het pand b-straat 1 vele malen van eigenaar is gewisseld en dat bij de verkoop van het pand b-straat 2 een besloten vennootschap betrokken is geweest, waaruit het Hof heeft afgeleid dat de verkoop van die panden niet is tot stand gekomen na de beste voorbereiding aan de meest biedende koper onder optimale marktomstandigheden. Voorzover de klachten tegen dit oordeel en deze redengeving zijn gericht, slagen zij. De enkele omstandigheid dat een pand vele malen van eigenaar is gewisseld, respectievelijk de enkele omstandigheid dat bij de verkoop van een pand een besloten vennootschap is betrokken, kan de door het Hof daaraan verbonden gevolgtrekking niet rechtvaardigen. Nu uit ’s Hofs uitspraak en de stukken van het geding niet blijkt dat nog andere omstandigheden in aanmerking zijn genomen, die deze gevolgtrekking wel kunnen rechtvaardigen, is ’s Hofs uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. ’s Hofs uitspraak kan derhalve niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
6. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is op 20 december 2000 vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, L. Monné en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.