ECLI:NL:HR:2000:AA9070
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van opgeëiste persoon aan Bondsrepubliek Duitsland
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam. De zaak betreft een verzoek tot uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Bondsrepubliek Duitsland, die werd verdacht van betrokkenheid bij verschillende drugshandelactiviteiten en financiële misdrijven. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1964, was ten tijde van de uitspraak gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Demersluis' te Amsterdam. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de opgeëiste persoon, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Moszkowicz.
De Arrondissementsrechtbank had op 20 juni 2000 een uitspraak gedaan waarin de uitlevering deels toelaatbaar en deels ontoelaatbaar werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de toestemming voor de 'verderlevering' van de opgeëiste persoon aan Duitsland niet aan de rechter, maar aan de Minister van Justitie was voorbehouden. De Advocaat-Generaal Wortel had geconcludeerd tot verwerping van het beroep in cassatie.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en oordeelde dat de vraag of de opgeëiste persoon aan Duitsland kon worden uitgeleverd, ter beoordeling stond van de Minister van Justitie. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak, omdat deze geen rechtsvragen opwierpen die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwierp daarom het beroep in cassatie.