ECLI:NL:HR:2000:AA8976

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01241/99
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de kwalificatie van een overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Losser

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Almelo. De verdachte was eerder veroordeeld voor het overtreden van artikel 2.4.17 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Losser, omdat hij zijn hond zonder leiband had laten lopen op een voor het publiek toegankelijke plaats. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak vernietigd moet worden, maar uitsluitend ten aanzien van de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de kwalificatie die de Rechtbank aan het bewezenverklaarde feit heeft gegeven, niet juist is. De Hoge Raad heeft de kwalificatie verbeterd naar: "Overtreding van een voorschrift, gegeven bij artikel 2.4.17, aanhef en onder 2 sub b, van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Losser". Voor het overige heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De uitspraak van de Rechtbank, die de verdachte had veroordeeld tot een geldboete van negentig gulden, is dus gedeeltelijk vernietigd, maar de veroordeling zelf is in stand gebleven. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, en heeft de zaak derhalve beslist zoals hierboven vermeld.

Uitspraak

28 november 2000
Strafkamer
nr. 01241/99
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van
de Arrondissementsrechtbank te Almelo van 29
juli 1999, parketnummer 08/401307-98, in de
strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] 1955, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Rechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter te Enschede van 15 februari 1999 - de verdachte ter zake van “overtreding van het bepaalde bij artikel 2.4.17 aanhef en onder b van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Losser” veroordeeld tot een geldboete van negentig gulden, subsidiair één dag hechtenis.
2. Geding in cassatie
2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld.
De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak zal worden vernietigd, doch uitsluitend ten aanzien van de kwalificatie, dat
de Hoge Raad het bewezenverklaarde feit zal kwalificeren als: “Overtreding van het bepaalde bij artikel 2.4.17 aanhef en tweede lid onder b van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Losser” en dat het beroep voor het overige zal worden verworpen.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van het schriftelijk commentaar van de verdachte op de conclusie van de Advocaat-Generaal.
3. Beoordeling van het tweede middel.
3.1. Het middel bevat onder meer de klacht dat de Rechtbank het bewezenverklaarde onjuist heeft gekwalificeerd.
3.2. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij "te De Lutte in de gemeente Losser, op 22 maart 1998, als eigenaar of houder van een hond, deze hond anders dan aangelijnd heeft laten lopen op of aan de Zandhuizerweg, gelegen in het gebied
Lutterzand, zijnde een voor het publiek toegankelijke en door burgemeester en wethouders aangewezen plaats".
3.3. De Rechtbank heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "overtreding van het bepaalde bij artikel 2.4.17 aanhef en onder b van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Losser".
3.4. Art. 2.4.17 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Losser luidde ten tijde van het bewezenverklaarde feit als volgt:
“Het is de eigenaar of houder van een hond
verboden die hond te laten verblijven of te laten
lopen:
1. a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is;
b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door burgemeester en wethouders aangewezen plaats;
c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband
of een door middel van tatoeage aangebracht identifi-
catiemerk, die de eigenaar of houder duidelijk doen
kennen.
2. Burgemeester en wethouders kunnen andere plaatsen
aanwijzen waar het naar hun oordeel:
a. een eigenaar of houder van een hond verboden is
die hond te laten verblijven of te laten lopen;
b.een eigenaar of houder van een hond verboden is
die hond te laten verblijven of te laten lopen zonder dat deze is aangelijnd”.
3.5. Gelet op de hiervoor onder 3.2 vermelde bewezenverklaring en de onder 3.4 weergegeven tekst van de te dezen toepasselijke APV-bepaling, is de kwalificatie die de Rechtbank aan de bewezenverklaring heeft gegeven minder juist. Deze behoort te luiden:
“Overtreding van een voorschrift, gegeven bij
artikel 2.4.17, aanhef en onder 2 sub b, van de
Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Losser”.
3.6. De kwalificatie behoeft dus verbetering. Voorzover het middel daarover klaagt, is het terecht voorgesteld.
3.7. Voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere
motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het eerste en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit
behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu vernietiging op grond van het tweede middel slechts tot de hierna te vermelden verbetering leidt, terwijl de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet worden beslist als volgt.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend
voor wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde;
Kwalificeert het bewezenverklaarde feit als “Overtreding van een voorschrift, gegeven bij artikel 2.4.17, aanhef en onder 2 sub b, van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Losser”;
Verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 28 november 2000.