ECLI:NL:HR:2000:AA8974
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.P. Balkema
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bigamie en opzet bij het aangaan van een dubbel huwelijk
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1956 op de Filippijnen, was in cassatie gegaan tegen een veroordeling voor het opzettelijk aangaan van een dubbel huwelijk. De verdachte had op 3 augustus 1990 te Manila een huwelijk gesloten met [betrokkene A], terwijl [betrokkene A] eerder op 3 mei 1975 was getrouwd met [betrokkene B], de broer van de verdachte. Het Hof had vastgesteld dat het op de Filippijnen niet mogelijk is om te scheiden, maar dat een huwelijk wel kan worden geannuleerd. De verdachte was aanwezig bij het huwelijk van [betrokkene A] en [betrokkene B] als 'best man'. Het Hof oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans had aanvaard dat [betrokkene A] nog gehuwd was op het moment dat hij met haar in het huwelijk trad.
De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of de verdachte wist dat hij een dubbel huwelijk aanging. Volgens artikel 237 van het Wetboek van Strafrecht is het strafbaar om opzettelijk een dubbel huwelijk aan te gaan. De Hoge Raad concludeerde dat onder de woorden 'wetende dat' in deze bepaling ook voorwaardelijk opzet is begrepen. Dit betekent dat de verdachte zich bewust moest zijn van de aanmerkelijke kans dat [betrokkene A] nog gehuwd was. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde feit naar behoren was gemotiveerd en dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de bestreden uitspraak.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de veroordeling van de verdachte in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt het belang van de wetenschap omtrent de huwelijksstatus van de wederpartij bij het aangaan van een huwelijk en de implicaties van bigamie in het strafrecht.