ECLI:NL:HR:2000:AA8966
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor medeplichtigheid aan doodslag en zware mishandeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in Groot-Brittannië en ten tijde van de uitspraak verblijvend in het Huis van Bewaring te Almelo, was eerder door het Hof veroordeeld tot twaalf jaren gevangenisstraf voor medeplichtigheid aan doodslag, zware mishandeling en mishandeling, meermalen gepleegd. Het Hof had de verdachte vrijgesproken van een primair tenlastegelegde doodslag, maar hem wel schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlasteleggingen. De advocaat van de verdachte, mr. M.J. Verwers, had een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal Jörg concludeerde dat het beroep verworpen moest worden.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had vastgesteld dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan langdurig en op grove wijze gepleegd geweld tegen het slachtoffer. Het slachtoffer, dat drie maanden voor zijn dood bij de verdachte was komen wonen, werd door de verdachte stelselmatig mishandeld en financieel misbruikt. Ondanks de ernstige toestand van het slachtoffer heeft de verdachte nagelaten om hulp in te roepen, wat leidde tot de dood van het slachtoffer door het geweld van een medeverdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte, door niet op te treden tegen het geweld, medeplichtig was aan de dood van het slachtoffer.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat het Hof niet onbegrijpelijk had geoordeeld dat de verdachte opzettelijk het geweld had toegelaten en zich had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden. De Hoge Raad concludeerde dat er geen grond was voor cassatie en bevestigde de uitspraak van het Hof.