ECLI:NL:HR:2000:AA8922
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H.J. Mijnssen
- W.H. Heemskerk
- H.A.M. Aaftink
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- Rechtspraak.nl
Cassatie over arbeidsovereenkomst en bewijsvoering in arbeidsconflict
In deze zaak heeft eiser, een agrarisch medewerker, verweerder gedagvaard voor de Kantonrechter te Rotterdam, waarbij hij betaling van verschillende bedragen vorderde, waaronder salaris en vakantiebonnen. De Kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 15 november 1994 verweerder tot bewijslevering toegelaten en in een eindvonnis van 30 mei 1995 verweerder veroordeeld tot betaling van een deel van de gevorderde bedragen. Eiser ging in hoger beroep bij de Rechtbank te Rotterdam, die het eindvonnis van de Kantonrechter bekrachtigde. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit eindvonnis, waarbij de Hoge Raad zich moest buigen over de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen voor bepaalde of onbepaalde tijd was gesloten.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat de partijen een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd hadden gesloten. Eiser voerde aan dat de Rechtbank in strijd had gehandeld met de CAO, die vereist dat arbeidsovereenkomsten schriftelijk worden vastgelegd. De Hoge Raad verwierp dit argument, oordelend dat de CAO geen afwijking bevatte van de hoofdregel dat bewijs door alle middelen kan worden geleverd. De Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank op juiste wijze had gehandeld door getuigenbewijs toe te laten.
Het beroep in cassatie werd verworpen en eiser werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van verweerder op nihil werden begroot. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren van de Hoge Raad, en openbaar uitgesproken op 8 december 2000.