ECLI:NL:HR:2000:AA8857

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35578
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • E. Korthals Altes
  • A.G. Pos
  • D.H. Beukenhorst
  • L. Monné
  • P.J. van Amersfoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen en verwijzing naar Gerechtshof

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 22 juli 1999. De zaak betreft een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1995 tot en met 31 december 1995, ter hoogte van f 99.990,--. Na bezwaar is deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof heeft de aanslag verminderd tot f 76.243,--, maar belanghebbende heeft cassatie ingesteld tegen deze uitspraak.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat aan belanghebbende ook een naheffingsaanslag is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december 1994. Belanghebbende heeft in 1995 besloten om een deel van de loonbelasting/premie volksverzekeringen niet te verhalen op haar werknemers. In de cassatieprocedure heeft de Staatssecretaris van Financiën zich deels gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.

De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht. De zaak wordt verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad. Tevens wordt gelast dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van f 630,-- aan belanghebbende vergoedt. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet hoefde te wachten met zijn uitspraak totdat de andere zaak onherroepelijk was beslist, maar dat de samenhang met die zaak wel meebrengt dat ook in deze zaak de uitspraak van het Hof moet worden vernietigd en het geding moet worden verwezen.

Uitspraak

Nr. 35578
6 december 2000
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 22 juli 1999 betreffende na te melden naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1995 tot en met 31 december 1995 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd ten bedrage van f 99.990,--, zonder verhoging, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot een aanslag ten bedrage van f 76.243,--. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft bij verweerschrift zich deels gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1990 tot en met 31 december 1994 een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
Belanghebbende heeft in 1995 besloten af te zien van verhaal van een gedeelte van deze loonbelasting/premie volksverzekeringen op haar werknemers.
3.2. De onderwerpelijke naheffingsaanslag is opgelegd ter zake van het door de werknemers genoten voordeel ten bedrage van de in de onder 3.1 vermelde naheffingsaanslag begrepen, niet op hen verhaalde belasting en premie.
3.3. In de zaak met nummer 35577 betreffende de onder 3.1 vermelde naheffingsaanslag heeft de Hoge Raad bij arrest van heden de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
3.4. Het middel faalt voorzover het strekt ten betoge dat het Hof in onderhavige zaak pas uitspraak had mogen doen nadat de onder 3.1 vermelde naheffingsaanslag onherroepelijk zou zijn komen vast te staan. Geen rechtsregel verplicht het gerechtshof immers in zaken als de onderhavige, waarin de beslissing mede afhankelijk is van de beslissing in een andere zaak, te wachten met het geven van een beslissing totdat in die andere zaak onherroepelijk is beslist.
3.5. Het onder 3.4 overwogene neemt niet weg dat, nu in de zaak met nummer 35577 de uitspraak van het Hof is vernietigd en het geding is verwezen, vanwege de samenhang met die zaak ook in de onderhavige zaak de uitspraak van het Hof moet worden vernietigd en het geding moet worden verwezen. In zoverre treft het middel doel.
4. Proceskosten
Gelet op de kostenveroordeling in de samenhangende zaak onder nummer 35577 is voor een afzonderlijke kostenveroordeling in de onderhavige zaak geen plaats.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht;
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest;
gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 630,--.
Dit arrest is op 6 december 2000 vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.