ECLI:NL:HR:2000:AA8856
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en vertrouwensbeginsel
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage van 22 juli 1999, betreffende een naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen. De naheffingsaanslag, opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1990 tot en met 31 december 1994, bedroeg f 259.364,-- aan enkelvoudige belasting, met een verhoging die tot f 42.851,-- was kwijtgescholden. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur de aanslag, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de naheffingsaanslag tot f 230.340,--, met een verhoging van 10 procent over f 138.264,--. Belanghebbende ging vervolgens in cassatie tegen deze uitspraak.
In cassatie werd vastgesteld dat in 1995 een boekenonderzoek bij belanghebbende, die een transportbedrijf exploiteert, is ingesteld. Dit onderzoek betrof onder andere de jaren 1990 tot en met 1994 en leidde tot de naheffingsaanslag vanwege door belanghebbende verstrekte bovenmatige verblijfskostenvergoedingen aan haar chauffeurs. Eerder, in 1988, had er een loonbelastingcontrole plaatsgevonden over de jaren 1983 tot en met 1987, waarbij dezelfde vergoedingen volgens een vergelijkbare methode werden verstrekt, maar zonder dat dit leidde tot een correctie.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste maatstaf had aangelegd met betrekking tot het vertrouwensbeginsel. Het is niet vereist dat een aangelegenheid uitdrukkelijk aan de orde is geweest bij een boekenonderzoek; het is voldoende dat de belastingplichtige mocht aannemen dat de belastingadministratie de aangelegenheid op haar fiscale merites had beoordeeld. De Hoge Raad verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent de proceskosten en het griffierecht, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.