ECLI:NL:HR:2000:AA8854
Hoge Raad
- Cassatie
- E. Korthals Altes
- G.J. Zuurmond
- A.G. Pos
- D.H. Beukenhorst
- L. Monné
- Rechtspraak.nl
Cassatie over waterschapslasten en de indirecte belangen van een landgoed bij taakuitoefening van het waterschap
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 10 maart 1999, betreffende de aan haar opgelegde aanslag waterschapslasten voor het jaar 1996 door het waterschap Regge en Dinkel. Aan belanghebbende waren op één aanslagbiljet verenigde aanslagen opgelegd tot een totaalbedrag van ƒ 1.906,--, welke na bezwaar door het dagelijks bestuur van het waterschap waren verminderd tot ƒ 1.701,24. Belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat de uitspraak van het dagelijks bestuur vernietigde en het totaalbedrag verder verlaagde tot ƒ 1.701,--. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof onvoldoende gemotiveerd heeft waarom het landgoed van belanghebbende een indirect belang heeft bij de taakuitoefening van het waterschap. De Hoge Raad oordeelt dat de afwatering van hemelwater via het grondwater en de afvoer naar lagergelegen gebieden niet automatisch betekent dat er kosten worden veroorzaakt die het waterschap moet dragen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling.
De Hoge Raad heeft ook bepaald dat het Dagelijks Bestuur van het waterschap de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende moet vergoeden, vastgesteld op ƒ 1597,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en dat het griffierecht van ƒ 340 aan belanghebbende moet worden vergoed. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door lagere rechters bij het vaststellen van indirecte belangen en de kosten die daarmee gepaard gaan.