ECLI:NL:HR:2000:AA8734

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C00/220HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H.J. Mijnssen
  • W.H. Heemskerk
  • H.A.M. Aaftink
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweigerde verstekverlening in cassatie wegens niet-naleving dagvaardingstermijnen

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, vertegenwoordigd door mr. J.L. Hofdijk, beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gewezen op 6 april 2000. De eiser heeft verweerster, een vennootschap onder firma, gedagvaard om te verschijnen ter zitting van de Hoge Raad op 14 juli 2000. Echter, de eiser heeft de zaak niet ter rolle doen inschrijven. Na een herstelexploit op 12 juli 2000, waarin een nieuwe rechtsdag werd aangezegd, bleek dat de Hoge Raad op die datum geen zitting had, waardoor inschrijving niet mogelijk was. Een tweede herstelexploit op 19 juli 2000, met een nieuwe rechtsdag van 11 augustus 2000, werd wel ingeschreven, maar verweerster verscheen niet op de zitting. Eiser vroeg verstek tegen verweerster, wat de Advocaat-Generaal Strikwerda steunde.

De Hoge Raad oordeelde dat de dagvaarding van 6 juli 2000 niet voldeed aan de vereisten van de artikelen 7 en 8 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waardoor deze nietig was. De Hoge Raad stelde vast dat de termijn en formaliteiten zoals voorgeschreven in artikel 76 van het Wetboek niet waren nageleefd. Het herstelexploit van 12 juli 2000 voldeed niet aan de eisen, omdat het niet op een zittingsdag van de Hoge Raad was uitgebracht. Het tweede herstelexploit op 19 juli 2000 was ook niet geldig, omdat het niet voor de in de dagvaarding vermelde dienende dag was uitgebracht. Hierdoor kon het gevraagde verstek niet worden verleend.

De Hoge Raad besloot het verzoek tot verstekverlening te weigeren en verklaarde dat de instantie was geëindigd. Dit arrest werd uitgesproken op 24 november 2000 door de vice-president en de raadsheren in een openbare zitting.

Uitspraak

24 november 2000
Eerste Kamer
Nr. C00/220HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.L. Hofdijk,
t e g e n
de vennootschap onder firma [VERWEERSTER], gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in cassatie
Bij dagvaarding van 6 juli 2000 heeft eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - aan verweerster in cassatie - verder te noemen: [verweerster] - aangezegd dat hij beroep in cassatie instelt tegen het op 6 april 2000 tussen partijen gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, en [verweerster] gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad van 14 juli 2000. [Eiser] heeft de zaak niet ter rolle doen inschrijven.
Op 12 juli 2000 heeft [eiser] een herstelexploit doen uitbrengen, waarin als nieuwe rechtsdag vrijdag 21 juli 2000 werd aangezegd. Op die dag had de Hoge Raad geen zitting, zodat de zaak niet ter rolle kon worden ingeschreven.
Op 19 juli 2000 heeft [eiser] opnieuw een herstelexploit doen uitbrengen, waarin als nieuwe rechtsdag vrijdag 11 augustus 2000 werd aangezegd. [Eiser] heeft de zaak ter rolle doen inschrijven.
[Verweerster] is ter terechtzitting van de Hoge Raad van 11 augustus 2000 niet verschenen. [Eiser] heeft gevraagd tegen [verweerster] verstek te verlenen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Strikwerda strekt tot verlening van het gevraagde verstek.
2. Beoordeling van het verzoek tot verstekverlening
In de op 6 juli 2000 uitgebrachte dagvaarding is de in de art. 7 lid 1 en 8 Rv. voorgeschreven termijn van dagvaarding niet in acht genomen. Uit art. 91 lid 1 Rv. volgt dat hetgeen in de art. 7 en 8 is voorgeschreven op straffe van nietigheid moet worden in acht genomen. De dagvaarding lijdt dus aan een gebrek dat nietigheid meebrengt.
Art. 92 lid 1 Rv. bepaalt dat een gebrek in een dagvaarding, dat nietigheid meebrengt, bij deurwaardersexploit, uitgebracht voor de dienende dag, kan worden hersteld.
Als herstelexploit kan slechts gelden een exploit dat een nieuwe rechtsdag aanzegt en dat gevolgd wordt door inschrijving ter rolle van die aangezegde rechtsdag (HR 17 september 1993, nr. 15086, NJ 1993, 741).
Het op 12 juli 2000 uitgebrachte exploit is uitgebracht voor de in art. 92 lid 1 bedoelde, in de dagvaarding vermelde dienende dag, maar bevatte een oproeping tegen een nieuwe dag waarop de Hoge Raad geen zitting hield, zodat de zaak niet ter rolle kon worden ingeschreven en niet op de aangezegde dag heeft gediend. Aan dit exploit dient geen enkel gevolg te worden verbonden.
Het op 19 juli 2000 uitgebrachte exploit is niet voor de in art. 92 lid 1 bedoelde, in de dagvaarding vermelde dienende dag uitgebracht, zodat door dit exploit het gebrek in de dagvaarding niet is hersteld.
Nu de in art. 76 bedoelde termijnen en formaliteiten niet zijn in acht genomen, moet het gevraagde verstek worden geweigerd.
3. Beslissing
De Hoge Raad weigert het gevraagde verstek en verstaat dat de instantie is geëindigd.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H.J. Mijnssen als voorzitter en de raadsheren W.H. Heemskerk, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman en A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 24 november 2000.