ECLI:NL:HR:2000:AA8551
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de Kinderrechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een vonnis van de Kinderrechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle, gedateerd 2 oktober 1998. De verdachte, geboren in 1980 en wonende in [woonplaats], was aangeklaagd voor verschillende verkeersdelicten, waaronder overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De Kinderrechter sprak de verdachte vrij van twee van de drie tenlastegelegde feiten, maar veroordeelde hem voor de overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 tot een geldboete van honderd gulden, subsidiair twee dagen jeugddetentie. De verdachte heeft tegen dit vonnis beroep ingesteld, wat leidde tot de behandeling van de zaak door de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest op 28 november 2000 geoordeeld dat de middelen van cassatie niet zijn voorgesteld door of namens de verdachte. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat het beroep in cassatie moet worden verstaan als een hoger beroep. De Hoge Raad heeft besloten de stukken van het geding te zenden aan de griffier van het Gerechtshof te Arnhem, zodat de zaak daar verder kan worden behandeld. Dit besluit is genomen met inachtneming van de leeftijd van de verdachte op het moment van de vervolging, waardoor hij recht had op hoger beroep tegen het vonnis van de Kinderrechter.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er samenhang bestaat tussen de verschillende tenlastegelegde feiten, wat van belang is voor de behandeling van het hoger beroep. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in aanwezigheid van de vice-president en twee raadsheren, en is op 28 november 2000 uitgesproken.