ECLI:NL:HR:2000:AA8449

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R99/178
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • H.A.M. Aaftink
  • W.H. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurprijs vaststelling en ontvankelijkheid in cassatie

In deze zaak heeft Ennovision International B.V. op 18 mei 1999 een verzoekschrift ingediend bij het Kantongerecht te Utrecht, waarin zij verzocht om de huurprijs van een woonruimte vast te stellen op ƒ 9.000,-- per maand, met ingang van 1 juli 1998. De verweerder, die in deze procedure als tegenpartij optrad, heeft het verzoek bestreden en voorwaardelijk in reconventie verzocht de huurprijs vast te stellen op ƒ 2.216,90 per maand. De Kantonrechter heeft op 16 augustus 1999 een tussenbeschikking gedaan, waarin partijen in de gelegenheid zijn gesteld om zich uit te laten over de benoeming van deskundigen, en heeft verdere beslissingen aangehouden.

Tegen deze tussenbeschikking heeft Ennovision cassatie ingesteld. De verweerder heeft primair verzocht om Ennovision niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, en subsidiair het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent heeft in zijn conclusie ook tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep geadviseerd.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en op basis van de gronden in de conclusie van de Advocaat-Generaal besloten om Ennovision niet-ontvankelijk te verklaren in haar cassatieberoep. Tevens is Ennovision veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op ƒ 525,-- aan verschotten en ƒ 2.500,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 24 november 2000.

Uitspraak

24 november 2000
Eerste Kamer
Rek.nr. R99/178HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
ENNOVISION INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Vreeland,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H. Westendorp,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. G.C. Makkink.
1. Het geding in feitelijke instantie
Met een op 18 mei 1999 ter griffie van het Kantongerecht te Utrecht ingediend verzoekschrift heeft verweerder in cassatie - […] - zich gewend tot de Kantonrechter aldaar en verzocht de huurprijs van de woonruimte gelegen aan het [adres] te [woonplaats] vast te stellen op ƒ 9.000,-- per maand met ingang van 1 juli 1998.
Verzoekster tot cassatie - verder te noemen: Ennovision - heeft het verzoek bestreden en (voorwaardelijk) in reconventie verzocht de huurprijs vast te stellen op ƒ 2.216,90 per maand.
De Kantonrechter heeft bij tussenbeschikking van 16 augustus 1999 partijen in de gelegenheid gesteld zich binnen vier weken na datum uitspraak uit te laten omtrent de te benoemen deskundige(n) en voorts iedere verdere beslissing aangehouden.
De tussenbeschikking van de Kantonrechter is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de tussenbeschikking van de Kantonrechter heeft Ennovision beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft primair verzocht Ennovision niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair het beroep te verwerpen.
Op het niet-ontvankelijkheidsverweer van [verweerder] heeft Ennovision een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling- van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Op de gronden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent dient Ennovision in haar beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart Ennovision niet-ontvankelijk in haar beroep;
veroordeelt Ennovision in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op ƒ 525,-- aan verschotten en ƒ 2.500,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, A.E.M. van der Putt-Lauwers
en H.A.M. Aaftink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 24 november 2000.