ECLI:NL:HR:2000:AA8408

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00860/99
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een vonnis van de Economische Politierechter inzake overtreding van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Economische Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch. De verdachte, een vervoerder van dieren, was op 11 januari 1999 veroordeeld voor het vervoeren van een ziek en gewond varken zonder de vereiste zorgvuldigheid in acht te nemen, in strijd met de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De verdediging stelde dat de bewezenverklaring slechts steunde op één enkele verklaring die niet afkomstig was van een opsporingsambtenaar. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de ingediende cassatiegronden en de bewijsvoering die door de Economische Politierechter was gehanteerd.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet met redenen was omkleed. De verklaring van de keuringsarts, die de toestand van het varken beschreef, werd niet als voldoende bewijs beschouwd, omdat deze niet voldeed aan de eisen voor deskundigenverslagen zoals vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de conclusie van de Economische Politierechter te ondersteunen dat de verdachte het varken had vervoerd in de staat zoals beschreven. Daarom werd het bestreden vonnis vernietigd en werd de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de beoordeling van deskundigenverklaringen. De Hoge Raad bevestigde dat een schriftelijk relaas van een deskundige alleen bewijskracht kan hebben als het voldoet aan de wettelijke vereisten, en dat conclusies van deskundigen niet zonder meer als bewijs kunnen worden aangenomen zonder voldoende onderbouwing.

Uitspraak

21 november 2000
Strafkamer
nr. 00860/99 E
ACH/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie
tegen een vonnis van de Economische Politierechter
in de Arrondissementsrechtbank te
's-Hertogenbosch van 11 januari 1999 in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te Huissen.
1. De bestreden uitspraak
De Economische Politierechter heeft de verdachte ter zake van “overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 60, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren” veroordeeld tot een geldboete van vijfhonderd gulden.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.J.J.E. Stassen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat
de Hoge Raad het bestreden vonnis zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te
’s-Hertogenbosch, Economische Kamer, opdat de zaak op de inleidende dagvaarding opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van de bestreden uitspraak naar aanlei-
ding van het middel en ambtshalve
3.1. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring
slechts steunt “op één enkele verklaring, niet afkomstig van een afkomstig van een opsporingsambtenaar”.
3.2. De bewezenverklaring houdt in:
“dat verdachte als vervoerder op 30 juni 1997 in de gemeente Sint-Oedenrode en/of Helmond, een varken, zijnde een dier van een soort en/of categorie als bedoeld in artikel 60, eerste lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, heeft vervoerd, zonder inachtneming van het ten aanzien van het vervoer van die soort en/of categorie van dieren bij of krachtens het Besluit dierenvervoer 1994 bepaalde, immers heeft zij toen daar, in die hoedanigheid, een varken, (afkomstig van [eigenaar]) dat ziek en/of gewond was (met de symptomen kyphose, zeer mager, arthritis rechtsachter) ten vervoer aangenomen en/of vervoerd terwijl het betrof een meer dan licht ziek en/of meer dan licht gewond dier, waarvoor het vervoer onnodig lijden tot gevolg had”.
3.3. Deze bewezenverklaring steunt op:
a. een proces-verbaal van de Algemene Inspectiedienst van
6 januari 1998, op ambtseed opgemaakt door buitengewone opsporingsambtenaren, voorzover inhoudende als relaas van verbalisanten:
“Van de zijde van de RVV werd aan de Algemene Inspectiedienst toegezonden een diergeneeskundige verklaring, gedateerd op 30 juni 1997, inzake de aanvoer/vervoer van een meer dan licht gewond of meer dan licht ziek varken te Helmond”.
b. een diergeneeskundige verklaring opgemaakt door de
keuringsarts Van der Plaetsen op 30 juni 1997, voorzover inhoudende:
“Op 30 juni 1997 heb ik omstreeks 12.00 uur bij Proreco te Helmond een varken, voorzien van het identificatienummer 1715992, aangetroffen. Dit varken was afkomstig van het bedrijf […]/Sint Oedenrode. De eigenaar was [eigenaar], [adres] te
Sint Oedenrode (verdachte). Dit varken was aangevoerd door [verdachte] te Huissen. Als letsel heb ik bij dat varken waargenomen kyphose, zeer mager, rechts achter arthiritis ter hoogte van torsus, mank en hersenletselen. Het dier woog circa 8 kg. Er was sprake van een meer dan licht gewond dier. Het letsel is opgetreden voor het vervoer. Voor dit dier heeft het vervoer onnodig lijden tot gevolg gehad”.
3.4. Kennelijk heeft de Economische Politierechter de
hiervoren onder 3.3 sub b weergegeven inhoud van de diergeneeskundige verklaring tot het bewijs doen meewerken als deskundigenverslag in de zin van art. 344, eerste lid aanhef en onder 4°, Sv.
3.5. Een schriftelijk relaas van een deskundige kan
alleen bewijskracht hebben als “verslag van deskundigen” in de zin van genoemde wetsbepaling voorzover dit relaas het gevoelen van die deskundige behelst betreffende hetgeen zijn wetenschap hem leert aangaande datgene wat aan zijn oordeel is onderworpen. Gelet hierop kan uit voormelde verklaring slechts worden afgeleid dat het door de deskundige onderzocht varken “ziek en/of gewond was (met de symptomen kyphose, zeer mager, arthritis rechtsachter) terwijl het betrof een meer dan licht ziek en/of meer dan licht gewond dier, waarvoor het vervoer onnodig lijden tot gevolg had”, zoals is bewezenverklaard.
3.6. Voorzover voormelde verklaring tevens inhoudt dat het
onderzochte varken was aangevoerd door [verdachte] te Huissen, behelst zij een conclusie van de keuringsarts die aan de rechter is voorbehouden. Bij gebreke van andere bewijsmiddelen waaruit zou kunnen volgen dat deze conclusie terecht is getrokken door de keuringsarts - het tot bewijs gebezigde proces-verbaal houdt immers niet meer in dan dat de diergeneeskundige verklaring door de AID is ontvangen - kan zij niet worden vereenzelvigd met een door de Economische Politierechter getrokken conclusie.
3.7. Uit het voorgaande volgt dat de bewezenverklaring
niet naar de eis der wet met redenen is omkleed.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor onder 3 is overwogen brengt mee dat
de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt het bestreden vonnis;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te
’s-Hertogenbosch, Economische Kamer, opdat de zaak op de bestaande dagvaarding opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president
W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren
F.H. Koster, J.P. Balkema, A.J.A. van Dorst en
B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier
S.P. Bakker, en uitgesproken op 21 november 2000.