ECLI:NL:HR:2000:AA8407
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 14 juni 1999 een verdachte heeft veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren in Turkije in 1958 en woonachtig in Nederland, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. E.P. Groot. De Hoge Raad heeft de zaak op 21 november 2000 behandeld. De Advocaat-Generaal, Wortel, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, omdat de ingediende middelen van cassatie niet voldeden aan de vereisten van artikel 437 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel stelt dat middelen van cassatie een stellige en duidelijke klacht moeten bevatten over de schending van een rechtsregel of het verzuim van een vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gedaan. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de middelen niet aan deze eisen voldeden en heeft daarom besloten om deze onbesproken te laten.
De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof vernietigd, dat de verdachte had veroordeeld tot een geldboete van achthonderdvijftig gulden, subsidiair zeventien dagen hechtenis, voor twee zaken die verband hielden met de Opiumwet. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er geen gronden waren voor cassatie en dat de bestreden uitspraak niet ambtshalve vernietigd hoefde te worden. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft.