ECLI:NL:HR:2000:AA8323
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over toerekening van winst uit vrijval van passiefpost in vennootschap onder firma
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 16 september 1999. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1993, waarbij een belastbaar inkomen van f 150.507,-- is vastgesteld. Na bezwaar is de aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur bevestigde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
In cassatie is de centrale vraag of de winst, die is ontstaan door de vrijval van de passiefpost “lening o/g”, volledig aan de vader van belanghebbende moet worden toegerekend. Het Hof had geoordeeld dat de Inspecteur de winst terecht ten gunste van de vennootschap onder firma heeft gebracht en deze voor de helft aan belanghebbende heeft toegerekend. De Hoge Raad oordeelt echter dat het Hof onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtegang en dat het oordeel mogelijk is gegrond op een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad wijst erop dat firmanten bij de verdeling van de winst kunnen afwijken van de in de firmaovereenkomst opgenomen winstverdeling.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende. Dit arrest is op 15 november 2000 vastgesteld door de vice-president en vier raadsheren, en is in het openbaar uitgesproken.