ECLI:NL:HR:2000:AA8313
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag belasting personenauto's en motorrijwielen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, die op 23 september 1999 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) heeft bevestigd. De naheffingsaanslag was opgelegd na constatering door de Belastingdienst dat belanghebbende gebruik maakte van een niet-geregistreerde personenauto met een Duits kenteken. Belanghebbende had eerder vrijstelling van BPM gekregen voor zakelijk gebruik van de auto, maar de inspecteur oordeelde dat deze vrijstelling niet van toepassing was op het gebruik in Nederland.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat belanghebbende geen gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan de eerdere vrijstelling. De Hoge Raad stelt vast dat de inspecteur die de vrijstelling verleende, verantwoordelijk was voor de verwachtingen die bij belanghebbende zijn gewekt. Dit betekent dat de naheffingsaanslag niet in stand kan blijven. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en de naheffingsaanslag, en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën tot vergoeding van de proceskosten.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de toepassing van het vertrouwensbeginsel in belastingzaken, waarbij belastingplichtigen kunnen rekenen op de toezeggingen van de belastingautoriteiten. De Hoge Raad bevestigt dat de inspecteur die de vrijstelling verleent, ook verantwoordelijk is voor de gevolgen van die beslissing, zelfs als een andere inspecteur later een naheffingsaanslag oplegt.