ECLI:NL:HR:2000:AA8298
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de rechtmatigheid van uitlevering en de gevolgen van de verkorte uitleveringsprocedure
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1966 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting “De Geniepoort” te Alphen aan de Rijn, was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar was veroordeeld tot zes jaren en zes maanden gevangenisstraf voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelname aan een criminele organisatie. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. G.G.J. Knoops, die middelen van cassatie had voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Fokkens concludeerde dat het beroep verworpen moest worden. De zaak draaide om de rechtmatigheid van de uitlevering van de verdachte aan Nederland door Spanje, waarbij de verdediging aanvoerde dat de uitleveringsprocedure niet correct was gevolgd. De verdediging stelde dat de benodigde proces-verbalen ontbraken, waardoor de verzoekende staat niet kon controleren of de verdachte op de juiste wijze had ingestemd met de verkorte uitleveringsprocedure. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte, bijgestaan door een advocaat, wel degelijk had ingestemd met de verkorte procedure en dat de stellingen van de verdediging niet voldoende waren onderbouwd.
De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak van het Hof niet op onjuiste gronden was gedaan en dat de middelen van cassatie niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de veroordeling van de verdachte, waarbij het belang van de rechtseenheid en rechtsontwikkeling niet in het geding was.