ECLI:NL:HR:2000:AA8297
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- A.J.A. van Dorst
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage en verwijzing naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in een strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1918, was eerder veroordeeld voor valsheid in geschrift en het niet nakomen van verplichtingen onder de Coördinatiewet Sociale Verzekering. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.R.H. Meijer. De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak vernietigd moet worden en dat de zaak moet worden verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch voor hernieuwde behandeling.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Gerechtshof in zijn eerdere uitspraak onjuist heeft geoordeeld over de stukken die door de verdachte waren overgelegd. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof zijn onderzoek had moeten uitbreiden naar alle relevante feiten, in plaats van zich te beperken tot de feiten die in een eerdere uitspraak waren genoemd. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven. De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens verwezen naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan, met inachtneming van de relevante feiten en omstandigheden.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van alle ingediende stukken en feiten in strafzaken, en bevestigt dat de Hoge Raad niet kan ingaan op nieuwe feiten die niet eerder zijn behandeld in de lagere instanties. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke stap in de rechtsgang van de verdachte, die nu de kans krijgt om zijn zaak opnieuw te laten beoordelen door het Gerechtshof.