ECLI:NL:HR:2000:AA8294

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01724/99 E
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • W.J.M. Davids
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor overtreding van de Warenwet door een rechtspersoon

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 28 juli 1999. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder door de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam veroordeeld voor het driemaal overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel II, tweede lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet. De rechtbank had de verdachte een geldboete opgelegd van vijfduizend gulden, waarvan tweeduizendvijfhonderd gulden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft tegen deze veroordeling hoger beroep ingesteld, maar het Hof heeft de veroordeling bevestigd.

In cassatie heeft de advocaat van de verdachte, mr. P.J.L.J. Duijsens, middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad, onder leiding van vice-president W.J.M. Davids, heeft de zaak beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat het eerste middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Het tweede middel, dat berust op de stelling dat de nationale norm niet van toepassing zou zijn vanwege afwijkingen met communautaire regelgeving, wordt eveneens verworpen. De Hoge Raad stelt vast dat de normen EN 131-1 en EN 131-2 niet zijn opgenomen in enige richtlijn of regelgeving op basis van het EG-Verdrag. Gezien deze overwegingen concludeert de Hoge Raad dat geen van de middelen tot cassatie kan leiden en dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep.

Uitspraak

14 november 2000
Strafkamer
nr. 01724/99 E
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van
het Gerechtshof te Amsterdam, Economische
Kamer, van 28 juli 1999 in de strafzaak tegen:
[verdachte], gevestigd te [vestigingsplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een von-nis van de Arron-disse-ments-rechtbank te Amsterdam, Economische Kamer, van 5 februari 1998 - de verdachte ter zake van 1. en 2. "overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel II, tweede lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet, driemaal gepleegd, begaan door een rechtspersoon" veroordeeld tot driemaal een geldboete van telkens vijfduizend gulden, waarvan driemaal tweeduizendvijfhonderd gulden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met onttrekking aan het verkeer zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te ‘s-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel berust op het uitgangspunt dat de onderlinge afwijking tussen de norm in de, in de tenlastelegging vermelde, nationale wet- en regelgeving en die van de communautaire regeling, zijnde EN 131-1 en EN 131-2 van het Comité Européen de Normalisation (CEN), tot gevolg heeft dat de Nederlandse norm op het in de tenlastelegging genoemde klimmaterieel niet van toepassing is.
4.2. Het middel is tevergeefs voorgesteld, omdat dat uitgangspunt onjuist is nu de normen EN 131-1 en 132-2 niet zijn opgenomen in of anderszins steun vinden in enige richtlijn of regelgving op basis van het EG-Verdrag (vgl. HR 6 juli 1999, NJ 1999, 774).
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president
W.J.M. Davids als voor-zit-ter, en de raadsheren
G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op
14 november 2000.