ECLI:NL:HR:2000:AA8294
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor overtreding van de Warenwet door een rechtspersoon
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, Economische Kamer, van 28 juli 1999. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder door de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam veroordeeld voor het driemaal overtreden van een voorschrift gesteld bij artikel II, tweede lid, van de Wijzigingswet 1988 Warenwet. De rechtbank had de verdachte een geldboete opgelegd van vijfduizend gulden, waarvan tweeduizendvijfhonderd gulden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft tegen deze veroordeling hoger beroep ingesteld, maar het Hof heeft de veroordeling bevestigd.
In cassatie heeft de advocaat van de verdachte, mr. P.J.L.J. Duijsens, middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad, onder leiding van vice-president W.J.M. Davids, heeft de zaak beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat het eerste middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Het tweede middel, dat berust op de stelling dat de nationale norm niet van toepassing zou zijn vanwege afwijkingen met communautaire regelgeving, wordt eveneens verworpen. De Hoge Raad stelt vast dat de normen EN 131-1 en EN 131-2 niet zijn opgenomen in enige richtlijn of regelgeving op basis van het EG-Verdrag. Gezien deze overwegingen concludeert de Hoge Raad dat geen van de middelen tot cassatie kan leiden en dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep.