ECLI:NL:HR:2000:AA8290

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R99/121HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Neleman
  • J.B. Fleers
  • O. de Savornin Lohman
  • A. Hammerstein
  • P.C. Kop
  • W.H. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van het Land in beroep tegen schadevergoeding aan Digitec

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 november 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de openbare rechtspersoon naar Antilliaans recht, het Land, en de naamloze vennootschap naar Antilliaans recht, Digitec Security Corporation N.V. Het geschil ontstond uit een eerdere procedure waarin Digitec schadevergoeding eiste van het Land wegens wanprestatie. Het Gerecht in Eerste Aanleg had op 8 maart 1999 geoordeeld dat het Land wanprestatie had gepleegd en het Land veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Het Land heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, maar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie verklaarde het Land niet-ontvankelijk in zijn verzoek om hoger beroep.

Het Land heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het Hof. In de cassatieprocedure heeft de Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het Land in zijn beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en het Land niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Tevens is het Land veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Digitec zijn begroot op ƒ 525,-- aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.

De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere beslissingen van het Gerecht in Eerste Aanleg en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, waarbij het Land niet in zijn verzoek om hoger beroep werd ontvangen. Dit benadrukt het belang van de ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de noodzaak voor partijen om tijdig en correct te procederen.

Uitspraak

10 november 2000
Eerste Kamer
Rek.nr. R99/121HR
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
de openbare rechtspersoon naar Antilliaans recht DE NEDERLANDSE ANTILLEN, gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. W. Heemskerk,
t e g e n
de naamloze vennootschap naar Antilliaans recht DIGITEC SECURITY CORPORATION N.V., gevestigd op Curaçao, Nederlandse Antillen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 11 november 1997 ter griffie van het Gerecht in Eerste Aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, ingediend verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: Digitec - onder zaak nr. AR 1786/97 in een procedure tegen eiser tot cassatie - verder te noemen: het Land - zich gewend tot dat Gerecht en gevorderd:
- te verklaren voor recht dat het Land jegens Digitec heeft gewanpresteerd, onrechtmatig gehandeld en/of gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur;
- het Land te veroordelen tot vergoeding van de schade die Digitec dientengevolge heeft
geleden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Het Land heeft de vorderingen bestreden.
Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft bij tussenvonnis van 21 september 1998 het Land in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren en bij eindvonnis van 8 maart 1999 voor recht verklaard dat het Land jegens Digitec wanprestatie heeft gepleegd en het Land veroordeeld tot schadevergoeding, op te maken bij staat.
Bij een op 17 maart 1999 ter griffie van voormeld Gerecht in Eerste Aanleg binnengekomen verzoekschrift heeft het Land het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba verzocht hem vergunning te verlenen om afzonderlijk hoger beroep in te stellen tegen het tussen partijen (Digitec als eiseres en het Land als gedaagde) onder rolnr. AR 1786/97 gewezen (door het Land als tussenvonnis aangemerkte) vonnis van 8 maart 1999.
Digitec heeft een verweerschrift ingediend en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het Land in zijn verzoek en subsidiair tot weigering van het verzochte verlof met veroordeling van het Land in deze procedure.
Na een mondelinge behandeling ter terechtzitting van 13 april 1999 heeft het Hof bij beschikking van 11 mei 1999 het Land niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek en het Land veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beschikking van het Hof van 11 mei 1999 is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft het Land beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Digitec heeft verzocht het Land niet-ontvankelijk te verklaren, althans het beroep te verwerpen.
Op het ontvankelijkheidsverweer heeft het Land een verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het Land in zijn beroep tegen de beschikking van 11 mei 1999 en tot veroordeling van het Land in de kosten van het geding in cassatie.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie
Het Land dient in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal Wesseling-van Gent.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het Land niet-ontvankelijk in zijn beroep;
veroordeelt het Land in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Digitec begroot op ƒ 525,-- aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H. Heemskerk op 10 november 2000.