ECLI:NL:HR:2000:AA8201

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01490/99
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen vonnis Arrondissementsrechtbank Alkmaar inzake overtreding Wegenverkeerswet

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Alkmaar, waarin de verdachte schuldig is verklaard aan een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De Arrondissementsrechtbank heeft de verdachte, die als bestuurder van een bromfiets op een openbare weg reed, schuldig verklaard zonder oplegging van straf en heeft onttrekking aan het verkeer uitgesproken. De Hoge Raad behandelt het beroep dat door de verdachte is ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J. Boksem. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de kwalificatie en de onttrekking aan het verkeer, met verwijzing naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling van deze punten.

De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring van de overtreding voldoende is gemotiveerd. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van een proces-verbaal van de politie, waarin is vastgesteld dat de bromfiets niet voldeed aan de goedkeuringseisen van de Minister van Verkeer en Waterstaat. De Hoge Raad wijst het middel van de verdachte af, omdat de rechtbank niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld dat het ongecontroleerd bezit van de motorstep in strijd is met het algemeen belang. De Hoge Raad concludeert dat er geen gronden zijn voor cassatie en verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken op 7 november 2000. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep van de verdachte wordt verworpen, en dat de eerdere uitspraak van de Arrondissementsrechtbank in stand blijft, met uitzondering van de punten die naar het Gerechtshof worden verwezen voor herbehandeling.

Uitspraak

7 november 2000
Strafkamer
nr. 01490/99
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te
Alkmaar van 26 mei 1999, parketnummer 14/200246-98, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te
[woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
De Arrondissementsrechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een
vonnis van de Kantonrechter te Alkmaar van 4 december 1998 - de verdachte ter
zake van "overtreding van het bepaalde krachtens artikel 177 van de
Wegenverkeerswet 1994" (hetgeen de Hoge Raad leest als: “overtreding van art.
5.1.1, eerste lid onder c, in verbinding met art. 5.6.1, eerste lid onder b sub 1, van
het Voertuigreglement) schuldig verklaard zonder oplegging van straf en
onttrekking aan het verkeer uitgesproken als in het vonnis vermeld.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Boksem,
advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De
schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden
uitspraak, doch uitsluitend ten aanzien van de kwalificatie en de onttrekking aan
het verkeer met verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam
teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en
afgedaan, met verwerping van het beroep voor het overige.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het gaat in deze zaak om een verdachte ten aanzien van wie - kort gezegd -
is bewezenverklaard dat hij als bestuurder van een bromfiets als bedoeld in artikel
1.1 onder m, van het Voertuigreglement op een voor het openbaar verkeer
openstaande weg heeft gereden terwijl die bromfiets niet behoorde tot een door de
Minister van Verkeer en Waterstaat goedgekeurd type of exemplaar. Blijkens de
gebezigde bewijsmiddelen gaat het hier om een zogenoemde motorstep.
3.2. De Rechtbank heeft voor het bewijs gebruik gemaakt van “een proces-verbaal
nummer PL 1010/97-026883 van 4 december 1997, opgemaakt in de wettelijke
vorm door de opsporingsambtenaren F. Lang en J.J. Ruiter”, onder meer voorzover
inhoudende als relaas van die verbalisanten:
“Bij het onderzoek hebben wij vastgesteld dat dit voertuig voldeed aan de definitie
bromfiets als bedoeld in hoofdstuk 1, artikel 1.1 onder m van het
voertuigreglement 1994”.
3.3. Het middel klaagt dat de Rechtbank dusdoende de bewezenverklaring heeft
doen steunen op een ontoelaatbare, namelijk op een aan de rechter voorbehouden
conclusie van genoemde verbalisanten, zodat de bewezenverklaring ontoereikend
is gemotiveerd, doch tevergeefs.
3.4. Het desbetreffende, zich bij de stukken bevindende proces-verbaal vermeldt in
de aanhef “technisch onderzoek verkeer”, en houdt als functieomschrijving van de
genoemde verbalisanten in: “hoofdagent van politie, groep Technische
Ondersteuning, politie NHN” onderscheidenlijk: “brigadier van politie, groep
technische Ondersteuning, politie NHN”. De in het middel bedoelde verklaring van
die verbalisanten bevat niets wat niet kan gelden als hun eigen waarneming bij het
onderzoek met betrekking tot de aard van het in de tenlastelegging genoemde
voertuig.
3.5. De bewezenverklaring is, in aanmerking genomen dat terzake in feitelijke
aanleg geen verweer is gevoerd naar behoren gemotiveerd. Het middel kan
derhalve niet tot casatie leiden.
4. Beoordeling van het tweede middel
4.1. Het middel strekt ten betoge dat de Rechtbank ten onrechte de maatregel
van onttrekking aan het verkeer heeft opgelegd dan wel het opleggen van die
maatregel onjuist en/of onvoldoende heeft gemotiveerd.
4.2. De Rechtbank heeft de oplegging van die maatregel als volgt gemotiveerd:
“Het bewezenverklaarde feit is met betrekking tot de motorstep begaan en het
ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet en het algemeen belang”.
4.3. Nu de Rechtbank heeft vastgesteld dat met de motorstep geen gebruik mocht
worden gemaakt van voor het openbaar verkeer openstaande wegen, terwijl de
Rechtbank kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft geoordeeld, dat zodanig gebruik,
gelet op de aard van het voertuig, niettemin voor de hand ligt, geeft haar oordeel
dat het ongecontroleerd bezit van dat voorwerp in strijd is met het algemeen
belang, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, terwijl het evenmin
onbegrijpelijk is. Dat oordeel, dat de oplegging van de maatregel zelfstandig
draagt, behoefde, ook in het licht van de door de verdachte aangevoerde
omstandigheid “dat het zijn bedoeling is de motorstep aan de muur te hangen”,
geen nadere motivering.
4.4. Het middel kan derhalve niet tot cassatie leiden.
5. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen
grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren
te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voor-zitter, en de
raadsheren F.H. Koster en J.P. Balkema, in bijzijn van de waarnemend-griffier
H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 7 november 2000.