ECLI:NL:HR:2000:AA8200
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- F.H. Koster
- A.M.M. Orie
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in een strafzaak betreffende de Opiumwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2000 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was eerder door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te Zwolle veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het Gerechtshof had deze veroordeling bevestigd, maar de verdachte stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging moest worden verklaard vanwege schending van het vertrouwensbeginsel. De verdediging voerde aan dat het Openbaar Ministerie door de vervolging het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops doorkruiste, aangezien de gemeente Kampen geen nul-optie had vastgesteld en de verdachte zijn coffeeshop sinds 1996 ongehinderd had kunnen exploiteren.
De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof terecht had geoordeeld dat er geen lokaal gedoogbeleid was vastgesteld in Kampen, en dat de richtlijnen voor het opsporings- en vervolgingsbeleid inzake de Opiumwet niet in de weg stonden aan de vervolging van de verdachte. De Hoge Raad verwierp de middelen van cassatie en oordeelde dat het beroep niet kon leiden tot vernietiging van het bestreden arrest. De uitspraak benadrukt de rol van het lokale driehoeksoverleg in het bepalen van het gedoogbeleid en bevestigt dat zonder een vastgesteld gedoogbeleid het Openbaar Ministerie kan optreden tegen coffeeshops.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van het gedoogbeleid en de bevoegdheden van het Openbaar Ministerie in zaken die betrekking hebben op de Opiumwet. Het arrest biedt duidelijkheid over de voorwaarden waaronder coffeeshops kunnen worden gedoogd en de verantwoordelijkheden van lokale autoriteiten en het Openbaar Ministerie.