ECLI:NL:HR:2000:AA7908
Hoge Raad
- Cassatie
- H.L.J. Roelvink
- W.H. Heemskerk
- R. Herrmann
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- O. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verjaringseis en niet-ontvankelijkheid in cassatie betreffende eigendomspad
In deze zaak gaat het om een geschil over de eigendom van een pad met hakhout te [woonplaats], dat door [eiser] c.s. werd geclaimd op basis van een verklaring van verjaring. [Verweerster] heeft [eiser] c.s. gedagvaard voor de Rechtbank te Breda en gevorderd de verklaring van verjaring van 31 januari 1993 nietig te verklaren. De Rechtbank heeft op 16 januari 1996 geoordeeld dat de inschrijving van de verklaring van verjaring waardeloos is en dat [eiser] c.s. geen eigenaars zijn geworden van het pad. Dit vonnis werd door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch bekrachtigd in een eindarrest van 14 april 1998. Tegen dit eindarrest hebben [eiser] c.s. cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. Het beroep was ingesteld op 14 juli 1998, maar de inschrijving in het register vond pas op 2 november 1998 plaats, wat niet binnen de vereiste termijn van acht dagen was. Hierdoor zijn [eiser] c.s. niet-ontvankelijk verklaard in hun beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de niet-ontvankelijkheid van het gehele beroep voortvloeit uit het feit dat het cassatiemiddel uitsluitend gericht was tegen de oordelen van het Hof die ten grondslag lagen aan de verklaring voor recht over de eigendom.
De Hoge Raad heeft de kosten van het geding in cassatie aan [verweerster] toegewezen, begroot op ƒ 597,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken op 27 oktober 2000 door de vice-president en raadsheren van de Hoge Raad.