ECLI:NL:HR:2000:AA7907

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 oktober 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C98/364HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • A.E.M. van der Putt-Lauwers
  • J.B. Fleers
  • W.H. Heemskerk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over veroordeling tot betaling en hoger beroep tegen eerdere vonnissen

In deze zaak heeft eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], op 12 februari 1993 verweerder in cassatie, aangeduid als [verweerder], gedagvaard voor de Rechtbank te Dordrecht. Eiser vorderde een betaling van ƒ 18.691,91, inclusief rente en kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De Rechtbank verleende verstek tegen de niet verschenen verweerder en veroordeelde deze bij vonnis van 7 april 1993 tot betaling van ƒ 17.820,--, met wettelijke rente vanaf 12 februari 1993. Verweerder kwam in verzet tegen dit vonnis, waarna de Rechtbank bij tussenvonnis van 5 oktober 1994 bewijslevering opdroeg. Na enquête verklaarde de Rechtbank bij eindvonnis van 9 augustus 1995 het verzet ongegrond en bekrachtigde het eerdere vonnis. Verweerder ging in hoger beroep bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat bij tussenarrest van 20 november 1997 een comparitie van partijen gelastte. In het eindarrest van 16 april 1998 vernietigde het Hof de eerdere vonnissen van de Rechtbank en wees de vordering van eiser af. Eiser stelde beroep in cassatie in tegen de arresten van het Hof. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eiser in de kosten van het geding in cassatie, begroot op ƒ 747,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris. De uitspraak is gedaan door de raadsheren R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, en openbaar uitgesproken door raadsheer W.H. Heemskerk op 27 oktober 2000.

Uitspraak

27 oktober 2000
Eerste Kamer
Nr. C98/364HR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser], wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. C.C. van Bodegom,
t e g e n
[Verweerder], wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J.K. Franx.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 12 februari 1993 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de Rechtbank te Dordrecht en gevorderd [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 18.691,91 inclusief verschuldigde renten en kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding.
Nadat tegen de niet verschenen [verweerder] verstek was verleend, heeft de Rechtbank bij vonnis van 7 april 1993 [verweerder] veroordeeld om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 17.820,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 1993, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
[Verweerder] is bij exploit van 29 juni 1993 tegen dit vonnis in verzet gekomen.
Na verweer in oppositie zijdens [eiser] heeft de Rechtbank bij tussenvonnis van 5 oktober 1994 [verweerder] bewijslevering opgedragen.
Na enquête heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 9 augustus 1995 het verzet ongegrond verklaard en het vonnis van 7 april 1993 bekrachtigd.
Tegen de vonnissen van 5 oktober 1994 en 9 augustus 1995 heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij tussenarrest van 20 november 1997 heeft het Hof een comparitie van partijen gelast. Bij eindarrest van 16 april 1998 heeft het Hof de vonnissen van de Rechtbank te Dordrecht van 5 oktober 1994 en 9 augustus 1995 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [verweerder] ontheven van de veroordeling, tegen hem uitgesproken bij vonnis van deze Rechtbank van 7 april 1993, en de vordering van [eiser] afgewezen.
De arresten van het Hof van 20 november 1997 en 16 april 1998 zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de twee laatstvermelde arresten van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
Het middel faalt op de gronden uiteengezet in de conclusie van de Advocaat-Generaal De Vries-Lentsch-Kostense.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op ƒ 747,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, A.E.M. van der
Putt-Lauwers en J.B. Fleers, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.H.
Heemskerk op 27 oktober 2000.